Jakobus 5:7-12
Nog een paar dagen en we keren weer terug naar de lezingen uit het boek Job. Maar we hebben daar al gelezen hoe rijk Job was en ook hoe hij met zijn rijkdom omging. Nooit klopte een arme tevergeefs bij hem aan, hij hielp hen op weg en zorgde dat ze weer een volwaardige plaats in de samenleving kregen. Als een van zijn kinderen een feest had gegeven dan nodigde Job zijn personeel, de armen uit de buurt en de vreemdelingen uit voor een maaltijd uit angst dat ze misschien te kort waren gedaan. Zo was Job en ook toen hij arm geworden was en ziek en ellendig zich zat te krabben met een potscherf op zijn mesthoop bleef hij geloven dat die weg, de weg van zijn God, de beste in het leven was. Het idee dat hij iets fout had gedaan wierp hij ver van zich. Na de rede tegen de rijken die we gisteren hebben gelezen zou je verwachten dat nu na een paar eeuwen die rijken wel verdwenen zouden zijn. Maar zo is het niet. Nog steeds moeten mensen die alleen het goede willen doen net als Job tegen de maatschappelijke hoofdstroom inroeien. Nog steeds moeten we er op vertrouwen dat al dat werk niet vergeefs zal zijn maar uiteindelijk een grote oogst zal opleveren. Daarbij mogen we onze beloften niet laten afhangen van hogere machten, geen eed zweren van “zo waarlijk helpe mij God almachtig”. Dat wat je zelf kan doen is je eigen verantwoordelijkheid. Dat wat je gedaan heb is, eerlijk of niet, je eigen verantwoordelijkheid geweest. Als iemand je vraagt de waarheid te spreken doe dat dan, daar is geen hulp van God bij nodig. Voor jezelf kun je de geest van God nodig hebben, maar daarbij weet je dat je het goede moet doen en niet dan het goede en dat je de eerste bent die weet waar je fout bent gegaan. Juist de Liefde van God maakt dat je elk moment je kunt omkeren en weer het goede kunt gaan doen, ja zelfs vaak het foute weer goed kunt maken. Mensenwerk blijft een zaak van vallen en opstaan, maar als de liefde een maal begonnen is houdt het niet op. God stopt niet wat God begonnen is. Gisteren kwam het bericht dat er eindelijk een grote troepenmacht naar Darfur zal gaan om vrede te brengen. Ons land brengt misschien een groot militair veldhospitaal. Dan is het voor ons om te hopen op de vele hulporganisaties die de mensen in Darfur kunnen helpen een echt bestaan op te bouwen. We kunnen nu aan het werk om het hen mogelijk te maken. Zo standvastig kunnen we nu alvast zijn.