1 Petrus 2:1-10
De Tempel in Jeruzalem was verwoest, het volk over het Romeinse Rijk verspreid. Hoe moest dat nu verder? Waar zou die jonge Christelijke gemeente houvast aan hebben? De schrijver van de Petrusbrief valt terug op het Oude Testament, op de herdenkingsfeesten die het Joodse volk gewend was en die ook hun plaats hadden gekregen in de Christelijke gemeenten. De eerste is die van de ontvangst van de 10 geboden, eigenlijk van de hele Wet. Dat was op de Sinaï en dat werd gevierd met het Pinksterfeest. Dat feest begon eigenlijk al met het Pesachfeest, ons Pasen, als het volk zich eerst moest reinigen, ritueel wassen, zoiets als onze doop. Zo moeten we beginnen zegt Petrus hier, alle bedrog, huichelarij en kwaadsprekerij afleggen en als nieuwe mensen beginnen met het Woord van God.
Die Wet werd in stenen platen uitgehouwen, Mozes kwam daarmee de berg af. De stenen platen werden in de Ark gelegd die later een plaats zou krijgen in de Tempel in Jeruzalem. Nu die Tempel is er niet meer is kun je ook zelf een Tempel worden. Paulus zou schrijven dat je de Wet in je hart zou moeten laten beitelen. En de offers bij de Tempel waren maaltijden die je deelde met je familie, de dienaren van de Tempel, de armen, en de vreemdelingen die bij je woonde. Zo kun je elke dag thuis ook offers brengen, maaltijden houden met hen die geen eten kunnen kopen. Dat delen kan de hoeksteen worden van je leven. Het houden van je naaste als van jezelf het fundament waarop je Tempel van de God van Israël is gebouwd.
Dan volgt de “maar” die in elk positief verhaal gebakken zit. Die “maar” is hier het “maar bedenkt dat die steen ook een struikelsteen kan worden”, in ons spraakgebruik noemen we dat een steen des aanstoods. Aan een leven van delen met mensen die dat nodig hebben kunnen mensen zich mateloos ergeren. Vooral als die mensen liever voor zichzelf leven en anderen niets gunnen. Niks van aantrekken zegt Petrus. In de gemeente van Christus zijn alleen maar koningen en priesters, het is een heilig volk geworden dat grote daden verkondigd door ze te laten zien, van duisternis naar het licht. Zo mocht de gemeente het verlies van de Tempel in Jeruzalem omzetten in het werk in een Tempel in de alledaagse werkelijkheid. Het mooie is natuurlijk dat we op die manier ook een volk van Koningen en Priesters mogen zijn, elke dag werkend aan het Koninkrijk van delen, ook vandaag weer.