Daniël 3:19-30
Heel lang heeft dit verhaal gegolden als het bewijs dat de God van Israël door het vuur gaat voor zijn gelovigen. In de tijd dat dit boek tot stand kwam, de tijd van de bezetting van Israël door de zeer wrede Koning waarover je in het boek van de Makabeeën kunt lezen zal dat het onderdrukte volk ook zeker hulp hebben gegeven. Maar na de holocaust gaat dat beeld niet meer op. In de vernietigingskampen was geen God die zijn gelovigen beschermde tegen gas en vuur. Dat verhaal gaat over iets anders dan over een goedkope vorm van brandverzekering. Dat hadden we uit het boek van de Makabeeën al kunnen leren want de zeven broers en hun moeder waarover dat boek gaat ontkwamen ook niet aan wrede martelingen, ondanks hun geloof.
Dit verhaal gaat dan ook niet over de drie jongens in het vuur. In een apocrief bijgedeelte bij dit verhaal zingen ze ook nog uit volle borst, maar het verhaal gaat over de bekering van Koning driftkikker. Zo’n bekering heb je nodig als slachtoffer van onderdrukking. Dan hoop je maar dat je beulen op een goede dag inzien hoe slecht ze bezig zijn en hoe humaniteit hen kan redden van de bestialiteit die ze ten toon spreiden. Jezus van Nazareth zou ons later laten zien dat wraak, tegengeweld door het zwaard te trekken, ons op hetzelfde niveau zou brengen als de beulen en dat het zich verlagen tot dat niveau juist de bekering tot humaniteit zou verhinderen. En dat zit hier ook in het verhaal.
Die Koning is zo driftig dat hij niet de tijd neemt de drie topbestuurders, die niet willen knielen voor zijn gouden beeld, uit te kleden zoals in Babel de gewoonte was. Met kleren en al worden ze in de oven geworpen die zo heet is opgestookt dat de mannen die ze in het vuur moesten werpen de dood vonden door de hitte. En dan ziet hij wat hij gedaan heeft. Want die jongens tellen voor twee en ze lopen dus niet met drie maar met vier in het vuur. En ook al verbranden ze dan nog heeft hij niet de eerbetuigingen ontvangen die hij van ze wilde hebben. De God van Israël, de God van die drie Joodse jongens is dus altijd sterker dan die Koning met zijn gouden beeld.
Ook ons mag dat aan het denken zetten. Hoe vaak gebeurd het niet dat we dictators steunen omdat we aan ze kunnen verdienen. De haat die het bij zijn onderdanen oplevert nemen we dan voor lief. En als de dictator verdreven is en we moeizaam een nieuwe relatie met zijn volk moeten opbouwen hebben we spijt van de steun die we eerst gaven. Dat we door de zwaksten lief te hebben uiteindelijk de eersten mogen zijn om samen de winst te delen die een gezonde en rechtvaardige samenleving oplevert schijnt maar moeilijk voorstelbaar te zijn. Toch laat ook het verhaal van vandaag zien dat blijven bij de wet van heb uw naaste lief als uzelf meer leven brengt dan buigen voor een gouden beeld. Dat blijven bij die wet mag elke dag opnieuw. Ook vandaag weer.