Jakobus 4:11-17
Er lijkt een tegenstrijdigheid te zitten in het gedeelte dat we vandaag lezen. Je mag geen kwaad spreken van anderen maar je mag anderen die plannen maken voor de toekomst wel veroordelen zo lijkt het. Maar zo is het niet. Mensen die het verkeerde doen zijn zelf niet per definitie slecht. Of mensen wel of niet slecht zijn dat maakt God uit zegt Jacobus. Je mag met anderen in discussie over hun gedrag, want hun gedrag is misschien soms ook wel eens je eigen gedrag. En of een bepaald gedrag slecht is hangt eigenlijk alleen af van het effect op de zwaksten en de minsten. Daarom gaat het niet aan te oordelen maar doe je het best je bezig te houden met wat de God van Israël van ons wil.
Daarmee zijn we ook beland in de 40 dagen tijd waarvan we vandaag de eerste zondag mee mogen maken. Veertig dagen bezinnen we ons op het lijden van de mensen en wat we daarmee mogen doen. Het lijden staat ons vandaag glashard en uitvergroot door de televisie voor ogen in Japan. Daar geldt zeker het woord van Jacobus voor dat we geen kwaad van elkaar mogen spreken. Niets, maar dan ook helemaal niets, hebben de Japanners zelf te wijten aan hun lijden. Wij zijn de rechters niet over de Japanners. Wie wil doen geloven dat de Japanners dit te wijten hebben aan eigen zonde vloekt tegen de God van Israël en aanbidt een andere god. Wij worden door de God van Israël geroepen om onze hand uit te steken en te helpen waar we kunnen, ja de hele wereld te steunen als zij willen helpen bij dit onnoemelijk leed.
Wij mogen bevrijdt leven van de slavernij van de zucht naar meer, de zucht naar meer inkomen en vermogen, de zucht naar meer aanzien en uiterlijk vertoon. De veertig dagen geven ons de gelegenheid eens na te gaan wat we eigenlijk kunnen missen, wat we eigenlijk kunnen delen met de minsten in deze wereld die niet hebben wat wij gemakkelijk kunnen missen. Al dat carrière maken en loopbanen uitplannen loopt voor mensen eigenlijk alleen maar uit op de dood. Niemand kan voorspellen wat morgen gedaan zal worden en of er volgende week nog geleefd zal worden. Als God het ons geeft, als het ons toevalt dan kan het misschien gebeuren, maar zelf kunnen we onze toekomst niet sturen.
Wat ons blijft is genieten van wat we hebben. En beseffen dat het meeste genot komt uit de ogen van mensen die onze hulp niet hadden verwacht. Van mensen naar wie wij onverplicht en zonder tegenprestatie een hand hadden uitgestoken. Dat is hoe onze God het ons gezegd had: “Heb uw naaste lief als uzelf” Als we dat horen dan weten we hoe het hoort, als we daar onze oren voor toestoppen weten we dat we zondigen. Maar gelukkig dat we er elke dag opnieuw naar mogen luisteren en naar mogen handelen. Ook vandaag weer.