Job 35:1-16
De woorden van Elihu klinken zo logisch. Wat is de mens dat die zich verheft en zich beroept op recht en onrecht. Niemand is volmaakt immers. Hoevaak hebben we dat al moeten horen. Dat je niet volmaakt bent en daarom onrecht maar moet slikken. Van jongs af aan gebeurt dat. Als vader, moeder of je verzorgers zich vergissen en je ten onrechte straffen begint dat al. Als je nu niet fout bent geweest dan was je dat op een ander moment, jij bent immers niet volmaakt. Je hele leven gaat dat door, je baas, de overheid, de leverancier van slechte producten, allemaal roepen ze op hun beurt dat je pech hebt bij tegenslag en dat dat natuurlijk ook komt omdat je te laat was, niet goed had opgelet, niet volmaakt bent. Wie staat op en zegt: “Ik sta in mijn recht”, bijna niemand durft dat toch immers. Je krijgt dan opstanden en revoluties en die wil je toch niet. Zij die met het verhaal van Jezus van Nazareth en met het verhaal van Israel mee willen gaan willen die revoluties en opstanden overigens wel. Die willen deze wereld omgekeerd. Niet het onvolmaakte zal uit moeten maken wat er gebeurt maar het volmaakte. Het goede en niets dan het goede heet het daar. In dat verhaal gaat het er om de mens werkelijk recht te doen, God is immers rechtvaardig zoals niets anders rechtvaardig kan zijn. In dat verhaal is de mens die in zijn recht staat, mens zoals die wordt bedoeld. Vragen om in je recht te mogen staan, en je recht te krijgen is daarom meer een plicht dan hoogmoed. Mensen die vragen om recht te betrachten doen dat niet alleen voor zichzelf maar ook voor anderen. Straffen horen bij overtredingen en niet bij willekeur, of ze nu komen van vaders, moeders of verzorgers of van de overheid. Van jongs af aan hebben we het recht het zo te leren en te zien toepassen. Elke werkgever heeft de plicht de werknemers recht te doen en zorgvuldig met ze om te gaan, die werkgever vraagt immers van werknemers ook dat die gewetensvol en zorgvuldig hun werk doen. Ook de overheid zal zorgvuldig en rechtvaardig met haar burgers om moeten gaan, anders gaan die de overheid mijden en nemen ze het recht in eigen hand. Elihu heeft daarom weer ongelijk. Het is inderdaad juist om te zeggen dat je in je recht staat tegenover God. Eén van de grootste hervormers uit de kerkgeschiedenis zei het zo: “Hier sta ik, ik kan niet anders.”