Job 33:8-33
Als je vandaag voor de eerste keer de Bijbel openslaat en je denkt laat ik aan de hand van een modern eigentijds commentaar eens zien of ik er wat van begrijp dan word je vandaag op het verkeerde been gezet. We lezen de toespraak van de vierde vriend van Job. De toespraak van Elihu. En op het eerste gehoor klinkt die toespraak ons vertrouwd in de oren. We hebben allemaal wel eens de predikers gehoord die beweren dat God ons roept, klopt aan ons hart, en dat we God moeten binnenlaten in ons hart en in ons leven en dat dan alles goed met ons zal gaan. Zo iets beweert Elihu ook. Het ging goed met Job, hij deed wat God had gevraagd, hij had zijn naaste lief als zichzelf, hij zorgde voor de zwakken en liet de vreemdeling niet buiten staan. Maar hij raakte alles kwijt en vond zichzelf uiteindelijk terug op een mesthoop zich zijn zweren krabbend met een potscherf. Zijn vrienden hadden hem er op gewezen dat hij misschien iets fout zou hebben gedaan, maar Job had dat verworpen. Zo gaat God niet met mensen om, zeker niet met mensen die proberen te leven naar de regels die God had gesteld, leven in Liefde. Job was zich van geen kwaad bewust, zeker geen kwaad dat zijn totale ellende kon verklaren. Volgens Elihu heeft Job niet goed geluisterd. God spreekt immers in het verborgene, in de dromen van de nacht, in de pijn op het ziekbed, in de genezing als een mens zich heeft bekeerd. God spreekt dus volgens Elihu in de slechte dingen die de mens kunnen overkomen, al zijn dromen natuurlijk niet altijd slecht. Gelukkig dat we vandaag niet zijn begonnen met het openslaan van de Bijbel, gelukkig dat we niet zijn begonnen bij de toespraak van Elihu. We weten beter. We hebben geleerd dat de vrienden van Job het bij het verkeerde eind hebben. We weten dat het volgen van de weg van de Liefde niet direct geluk en voorspoed oplevert. Het volk Israel sjokte veertig jaar door de woestijn, Jezus van Nazareth belande uiteindelijk aan het kruis. Maar het is de enige weg die de mensheid uiteindelijk vrede en gerechtigheid zal brengen. Of je er zelf beter van wordt is maar de vraag. Onbaatzuchtige en onvoorwaardelijke liefde vraagt zich dat niet af. Alleen het vertrouwen dat het zo moet en niet anders, geloof noemt men dat, alleen dat maakt dat we zo willen leven en niet anders. Ook de komende werkweek kunnen we er telkens weer mee beginnen, of het nu mee of tegen zit doet dus niet ter zake, we blijven delen en onze naasten liefhebben als onzelf, dat is het begin van alle wijsheid.