Matteüs 3:1-12
Na de kruisiging van Jezus van Nazareth en de avonturen die ze beleefd hadden met de Opstanding en de uitstorting van de Heilige Geest noemden de volgelingen van Jezus zich “Mensen van de Weg”. Dat ze Christenen genoemd zouden worden kwam pas veel en veel later. Jezus van Nazareth had zichzelf de Weg genoemd. De Weg naar de betere wereld die vanouds was beloofd. Het beloofde land, overvloeiende van melk en honing, waar het volk Israel een blijvende vrede zou vinden en waar alle volken zich naar toe zouden wenden om te delen in die vrede. Het verhaal van die Weg begint in het boek van Matteüs aan de Jordaan. Daar, waar het volk Israel uit de Woestijn was gekomen om dat beloofde land binnen te trekken, had Johannes een plaats gevonden om ze op te roepen de Weg klaar te maken door de paden recht te maken. Die oproep was een citaat uit het boek van de profeet Jesaja. In dat boek staat de Wet van de Liefde centraal, de Wet van delen en houden van je naaste als van jezelf. Dat was de Wet die het volk ooit in de Woestijn had ontdekt als het diepste beginsel van religie, pas als je zo onvoorwaardelijk op elkaar kunt vertrouwen overleef je de tocht door de woestijn, dat maakt je tot een Goddelijk volk. Johannes roept dus op om voortaan volgens die Wet te gaan leven, je door die Wet op pad te laten sturen om alle mensen tot hun recht te laten komen. Er waren in de tijd van Johannes veel van die profeten die de mensen opriepen om terug te keren naar de bronnen van het volk Israel. Het volk leefde onder een drukkende bezetting. Overal op aarde waren de Romeinen de baas en de Romeinse Keizers werden vereerd als goden. Verschillende soorten verzet werd er gepreekt. Er waren mensen die geweld predikten, rond het jaar 70 zou dat leiden tot een gewapende opstand. Maar ook in de vier verhalen over Jezus van Nazareth die je in de Bijbel tegenkomt staan berichten over opstandjes en daden van geweld. Er waren ook mensen die zich van de wereld afzonderden en in de woestijn gesloten gemeenschappen hadden gesticht, we kennen daar nu nog de Essenen van, hun gemeenschappen zijn bij opgravingen blootgelegd. Ook de Dode Zeerollen zijn van een dergelijke gemeenschap, de grote opstand van het jaar 70 maakte dat hun geschriften werden verstopt in grotten. Johannes volgde een andere weg. Als iedereen ging leven volgens de regel van heb je naaste lief als jezelf dan verandert de wereld vanzelf. Hij sloot daarbij aan bij de profeten van Israel, Jeremia bijvoorbeeld, die al hadden betoogd dat gewapend verzet tegen wereldmachten niet zoveel zin had en dat afzondering ook niet kon omdat uiteindelijk alle volken zich naar Jeruzalem zouden moeten keren. Als teken van vernieuwing gebruikte Johannes de doop in de Jordaan, door de Jordaan bereik je dat nieuwe beloofde land. Je spoelt het oude leven, het woestijnleven, af en je gaat het leven van vrede en overvloed binnen. Maar het was geen mode, geen hype waar je uit fatsoen niet omheen zou kunnen. De mensen van het uiterlijk vertoon waren daarom niet welkom. De mensen die compromissen hadden gesloten met de bezetter om hun eigen belang veilig te stellen hoorden er niet bij. Van dat nieuwe leven, van de inzet voor de minsten, moet wat te zien zijn. Vrucht moet het nieuwe leven dragen, vruchten die je zelf voortbrengt. Om die vruchten gaat het ook vandaag nog. En die vruchten kunnen we voortbrengen, vanaf vandaag als we dat willen. Elke dag weer opnieuw.