Psalm 2
De Verenigde Naties hebben een motie aangenomen tegen het lasteren van godsdiensten. Dat klinkt mooi. Dat zal het in sommige gevallen ook zijn. Maar als je het geloof van een ander lasterlijk vindt voor je eigen geloof dat ontstaat er een probleem. Vooral als jij behoort tot een meerderheid in je land. De neiging zal dan bestaan dat lasterlijke geloof van die minderheid te verbieden. Zo komen gelovigen snel in de klem van het woeden van de volken, het rumoer van de naties. Over het echt handhaven van mensenrechten is veel moeilijker met de machthebbers van de aarde te spreken. Eén van de mensenrechten die door de Verenigde Naties zijn vastgelegd is het recht op leven. Wordt dat geschonden als een land de doodstraf toepast? Velen die Amnesty International steunen vinden van wel. Maar wordt dat recht op leven ook geschonden als een regering 1 miljard euro bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking? Die vraag klinkt al moeilijker, ook al gaan er mensen dood van armoede en hadden mensen in leven gebleven als er voldoende was gedeeld door rijke landen. Hoe goed de naties en de landen, de machthebbers van onze dagen het ook bedoelen, het leidt tot niets. Als niet alle mensen meedoen met het werk aan het rijk van de God van Israël dan lopen ze altijd achter de feiten aan. Dan zijn er altijd mensen die rijkdom zullen verwerven ten koste van anderen, dan moeten rijken beschermd worden tegen de roep om eerlijk te delen. Toch behoort de aarde uiteindelijk toch aan de mensen van het eerlijk delen, van recht en gerechtigheid. Die worden kinderen van God genoemd. Henriëtte Roland Holst dichtte het deze Psalm na, in het einde zijn het de zachte krachten die zullen winnen. Willen de machthebbers ook dat nog wat te betekenen hebben dan doen ze er verstandig aan om zich nu al te onderwerpen aan de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf, om recht te doen verschaffen aan de armen. Want het niet nakomen van de mensenrechten, het niet garanderen van het leven van alle mensen op aarde is voor gelovigen in de God van Israël het lasteren van hun godsdienst. Het is de God van Israël die uitmaakt wat goed of slecht is, maar vaak laat hij zo duidelijk zien dat het tekort doen aan zijn kinderen slecht is dat de machthebbers daarvoor al bang zouden zijn. Het is aan ons om dat handen en voeten te geven. Om het Woord van de God van Israël luid te verkondigen, om stem te geven aan de ontrechten, zo dat het gehoord wordt door de koningen, de machthebbers, de leiders van de aarde. Juist in deze dagen als het “vrede op aarde” weer over de wereld schalt zal duidelijk moeten zijn dat het niet een hobby van de hemel is maar een aanklacht tegen de aarde. Wij mogen aan de vrede en gerechtigheid werken, elke dag weer, ook vandaag.