Zacharia 1:1-6
1 In de achtste maand van het tweede regeringsjaar van Darius richtte de HEER zich tot de profeet Zacharia, de zoon van Berechja, de zoon van Iddo: 2 ‘De toorn van de HEER heeft jullie voorouders getroffen. 3 Zeg nu tegen het volk: “Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Keer terug naar Mij, dan zal Ik naar jullie terugkeren-zegt de HEER van de hemelse machten. 4 Wees niet als jullie voorouders. Toen de vroegere profeten hen in mijn naam opriepen om terug te keren van hun dwaalwegen en te breken met hun kwalijke praktijken, luisterden ze niet en gaven ze aan mijn woorden geen gehoor-spreekt de HEER. 5 Waar zijn ze nu, jullie voorouders? En de profeten, leven zij eeuwig voort? 6 Toch hebben mijn woorden en de wetten die Ik mijn dienaren, de profeten, had opgedragen te verkondigen, jullie voorouders getroffen. Zij kwamen tot inkeer en erkenden: ‘De HEER van de hemelse machten heeft vanwege onze handel en wandel met ons gedaan wat Hij zich had voorgenomen.’”’ (NBV21)
Vandaag lezen we een deel uit het 12 profetenboek, het deel van de profeet Zacharia, ook wel Zacharja genoemd. Vroeger noemden we de profeten uit dat boek de kleine profeten. In de Synagoge stonden ze op één rol. Modern onderzoek naar de Bijbel heeft aangetoond dat de 12 delen van dat boek wel naar verschillende profeten zijn genoemd maar dat de delen ook een onderlinge samenhang vertonen. Zacharia was niet zo maar iemand. Hij leefde in het tweede regeringsjaar van de Perzische Koning Darius. Dat betekent dat de Tempel en Jeruzalem werden hersteld zoals de voorganger van Darius, koning Cyrus, had bevolen. Er breekt een nieuwe tijd aan waarin nieuwe profeten optreden om het volk voor te houden hoe de God van Israël de wereld wil zien in die nieuwe verhoudingen. Zacharia was daarbij een tijdgenoot van Haggaï die ook een deel van het 12 profetenboek heeft geschreven.
Zacharia was niet zo maar iemand. Hij was de zoon van Berechja, de zoon van Iddo. Die namen zeggen ons niet zo veel. Maar in het boek Nehemia komt een heel lang register voor van alle mensen die tot het volk Israël gerekend worden. Daar wordt Iddo genoemd als de grondlegger van een van de priestergeslachten. Zacharia was dus een priesterzoon en zo moeten we ook zijn deel van het boek lezen. De nieuwe Tempel stond wel in Jeruzalem en de mensen zouden daar best wel hun offers brengen voor die God die hen volgens zeggen ook uit de ballingschap had bevrijd. Maar de verwoesting van de Tempel was er niet zo maar gekomen, die ballingschap was meer dan gewone pech voor een klein volkje. Zacharia wijst op de voorvaderen van het volk die niet geluister hadden naar de waarschuwingen van de profeten uit hun tijd dat ze moesten leven naar de richtlijnen die God gegeven had.
Uiteindelijk had het volk gesnapt dat al die ellende die hen was overkomen het gevolg was van het afwijken van de richtlijnen van hun God. In Babel hadden ze alle verhalen over hun God weer eens opgeschreven. Hoe was het allemaal begonnen, met de schepping en zo, wat was er waar van de verhalen van de godsdienst van Babel? Je vindt de sporen er van in het begin van Genesis. De mens was niet geschapen om de goden een plezier te doen zoals de godsdienst van Babel verkondigde, maar God had de mens geschapen als geliefden van God. De mens had die vriendschap verstoort door gelijk te willen worden aan God. Die weg leidt tot de dood, God heeft dat steeds herhaalt en Hij houdt zich aan zijn woord. Alleen het volgen van de richtlijnen van die God, richtlijnen voor een menselijke samenleving waaraan iedereen kan deelnemen, leidt tot het leven, uiteindelijk tot een leven in eeuwigheid. Elke dag mogen we die weg opnieuw inslaan, houden van je naaste als van jezelf. Daar mogen we die God dankbaar voor zijn.