Psalm 122
1 Een pelgrimslied van David. Verheugd was ik toen men mij zei: ‘Wij gaan naar het huis van de HEER.’ 2 En nu staan onze voeten binnen je poorten, Jeruzalem. 3 Jeruzalem, als een stad gebouwd, hecht en dicht opeen. 4 Daar trekken de stammen naartoe, de stammen van de HEER, om Israëls plicht te vervullen, te prijzen de naam van de HEER. 5 Daar zetelt het gerecht, daar troont het huis van David. 6 Vraag om vrede voor Jeruzalem: ‘Dat rust hebben wie van je houden, 7 dat vrede heerst binnen je muren en rust in je vesting.’ 8 Om mijn verwanten en vrienden zeg ik: ‘Vrede zij in jou.’ 9 Om het huis van de HEER, onze God, wens ik je al het goede. (NBV21)
Volgens de richtlijnen in de eerste vijf boeken van de Bijbel gegeven moest het volk Israël een paar maal per jaar optrekken naar de centrale heiligdommen om daar een maaltijd te houden met de familie, de priesters en levieten van die heiligdommen, met de armen en met de vreemdelingen die er onder hen woonden. Aanvankelijk waren er verschillende heiligdommen in Israël, maar na de ballingschap was de godsdienst van Israël uitdrukkelijk en exclusief gecentreerd rond de tempel in Jeruzalem. Daar werden de stenen tafels bewaard als symbool voor de richtlijnen voor een menselijke samenleving die ze op hun tocht door de woestijn uit Egypte naar het land van overvloed en vrijheid hadden gekregen. De wet die zei dat ze alles moesten delen met hun naasten. Je kunt je voorstellen dat het optrekken naar Jeruzalem voor dergelijke feestelijke maaltijden op zich ook al een feest was.
Een deel van de oogst werd meegenomen, de feesten vielen samen met de verschillende oogsten door het jaar, en in alle boerengemeenschappen wordt er na de oogst uitbundig feest gevierd. Als je van heel ver kwam mocht je dat deel van de oogst dat geofferd moest worden ook verkopen en in Jeruzalem nieuw kopen, het feest werd er niet minder om. Een Psalm als deze leende zich bij uitstek om samen gezongen te worden. Het is dan ook een Pelgrimslied. En in die Psalm worden heel subtiel de verhoudingen weergegeven die van belang zijn. De Psalm begint met het noemen van David, die maakte Jeruzalem tot de hoofdstad van Israël, maar David mocht wel koning zijn, hij was niet de Heer van Israël, dat was God zelf. En God verschaft recht aan de rechtelozen, daarom zijn de poorten van de stad belangrijk want daar werd recht gesproken. Daar zaten de oudsten van het volk die hun leven gestudeerd hadden in het recht zoals dat in de Bijbel gegeven was en gaven antwoord op de vele vragen die bij je kunnen opkomen. David, zijn opvolgers als het huis van David aangeduid, zijn dan een garantie voor vrede en rust.
David zelf had nog de nodige oorlogen gevoerd om Israël vrede te geven maar dat was uiteindelijk gelukt en onder Salomo zijn zoon was de tijd van vrede en welvaart inderdaad uiteindelijk aangebroken. Dan kun je inderdaad met je verwanten en je vrienden optrekken en maaltijd houden. Zoals de moslims in onze dagen tijdens de Ramadan zogenaamde Iftar maaltijden houden. Op die maaltijden delen ze wat ze hebben met hun familie, hun vrienden, de armen en de vreemdelingen onder hen. In ons land gaat dat zelfs vaak omgekeerd. In tal van steden gebruiken Moslims de Iftar om samen met hun Nederlandse buren, in hun buurt of wijk, een maaltijd te houden. Die Iftar maaltijden blijken uitstekende instrumenten om spanningen in buurten en wijken te verminderen en mogelijke problemen onderling bespreekbaar te maken. Het voorschrift samen maaltijd te houden is bekend in Jodendom, Christendom en Islam. En in alle drie de godsdiensten gaat het om hetzelfde, om elkaar al het goede te wensen, door het goede te doen, dan komen mensen tot hun recht.