2 Samuël 6:12-23
12 Toen koning David hoorde dat de HEER de familie van Obed-Edom en alles wat hij bezat had gezegend vanwege de aanwezigheid van de ark van God, ging hij naar het huis van Obed-Edom om de ark feestelijk in te halen in de Davidsburcht. 13 Telkens als de dragers van de ark van de HEER zes passen gedaan hadden, offerde hij een stier en een vetgemest kalf. 14 Vol overgave danste hij voor de HEER, slechts gekleed in een linnen priesterhemd. 15 Onder gejuich en stoten op de ramshoorn brachten David en de Israëlieten de ark van de HEER de berg op. 16 Toen de ark de Davidsburcht werd binnengedragen, stond Michal, de dochter van Saul, al op de uitkijk bij haar venster. Ze zag koning David dansen en springen voor de HEER, en haar hart vulde zich met minachting. 17 De ark van de HEER werd neergezet in de tent die David ervoor had opgericht, en David bracht de HEER brandoffers en vredeoffers. 18 Na afloop daarvan zegende hij het volk in de naam van de HEER van de hemelse machten. 19 Aan heel het volk, aan alle aanwezige Israëlieten, zowel de mannen als de vrouwen, liet hij brood, gedroogde dadels en rozijnen uitdelen. Daarna ging iedereen naar huis. 20 Ook David ging naar huis, om zijn familie en bedienden te zegenen. Michal kwam hem tegemoet en zei: ‘De koning van Israël heeft zich vandaag wel bijzonder waardig gedragen! Als de eerste de beste dwaas heeft hij zich voor de ogen van zijn slavinnen en onderdanen ontbloot!’ 21 David antwoordde: ‘Dat deed ik voor de HEER, die mij heeft aangesteld als vorst over het volk van de HEER, over Israël, en mij zo heeft verkozen boven jouw vader en heel zijn familie; voor de HEER danste ik! 22 En al zou ik me nog erger vernederen, al zou ik me zelfs in mijn eigen ogen verlagen, dan nog zou ik in aanzien staan bij de slavinnen over wie je spreekt.’ 23 Michal, de dochter van Saul, zou kinderloos blijven tot op de dag van haar dood. (NBV21)
Die Ark van het Verbond schonk voorspoed. De richtlijnen voor de menselijke samenleving die in die Ark werden bewaard leiden tot een land dat overvloeit van melk en honing. Na drie maanden, de tijd was vol, haalde David de Ark opnieuw op. Maar nu zoals de Ark was bedoeld, je draagt de richtlijnen voor de menselijke samenleving zelf, je laat zien dat ze vreugde schenken. Niks deftigheid, niks verering van voorwerpen. Religie zoals de Heidenen hebben speelt bij de verering van de God van Israël geen rol. Wat een grote rol speelt is de bereidheid te delen. Daarom al die offers. Maar na elke 6 passen volgt de zevende. De pas van de Sabbat, de dag die God geheiligd heeft om de mens van alle slavernij te bevrijden. Dat hoort bij de richtlijnen voor de menselijke samenleving net als het delen. Die offers zijn dan ook tekenen aan God dat je bereid bent alles te delen.
Het volgen van de richtlijnen voor de menselijke samenleving is de basis van de regering van David. Dat blijkt ook als David uiteindelijk thuis komt om te zorgen dat van zijn huis het goede zal uitgaan, om zijn huis te zegenen. De Koningin, Michal, dochter van Saul, verweet David onvoldoende deftigheid te hebben laten zien. En David laat zien begrepen te hebben waar het bij de dienst aan de God van Israël eigenlijk om gaat: om te dienen, om je niet te verheffen boven de minsten maar een hand uit te steken naar de minsten in de samenleving, om te beseffen dat je door de God van Israël bevrijd bent van de slavernij. Leiderschap begint bij het wassen van de voeten van hen aan wie leiding moet worden gegeven, dat is de boodschap die ook Jezus, zoon van David, heeft gegeven.
Deftigheid leidt tot onvruchtbaarheid, Michal zal dan ook geen kinderen krijgen. Gelukkig dat ook wij tot op de dag van vandaag af mogen zien van al die deftigheid maar onze hand uit mogen steken naar de minsten, ook vandaag weer, met vreugde. Leiderschap als een eigenschap van iemand tegen wie je moet opkijken is een vals en heidens leiderschap. Er wordt tegenwoordig wat af gediscussieerd over Christelijk leiderschap. Maar de termen Christelijk en leiderschap sluiten elkaar eigenlijk uit. Een koning danst met het volk voor de God van Israël. Een echte koning erkent dat niet hij maar God de eigenlijke koning, de eigenlijke leider is. Dat laat je zien in je doen en laten. Dat verkondigen in woord en dat is echt leiderschap. Opdrachten, oordelen en veroordelen horen daar niet bij. Samen mag je aan Gods schepping werken, werken aan een aarde waar niemand zich verheven acht boven de ander.