2 Samuël 6:1-11
1 Weer riep David alle weerbare mannen van Israël bijeen; het waren er dertigduizend. 2 Hij ging met zijn gevolg op weg om de ark van God op te halen uit Baäla in Juda, de ark waaraan een bijzondere naam verbonden is: die van de HEER van de hemelse machten, die op de cherubs troont. 3-4 Ze haalden de ark van God uit het huis van Abinadab, dat op een heuvel ligt, en reden hem weg op een nieuwe wagen. Abinadabs zonen Uzza en Achio leidden de wagen; Achio liep voor de ark uit. 5 David en de Israëlieten dansten voor de HEER, begeleid door allerlei muziekinstrumenten van hout en door lieren, harpen, tamboerijnen, rinkelbellen en cimbalen. 6 Toen ze langs de plek kwamen waar Nachon zijn graan dorste, gingen de ossen daarop af. Uzza stak zijn hand uit en greep de ark van God vast. 7 De HEER ontstak in woede tegen Uzza en strafte hem ter plekke voor zijn onachtzaamheid, zodat hij op slag dood was. 8 David werd kwaad omdat de HEER Uzza had doorkliefd. Hij noemde die plaats Peres-Uzza, en zo heet het daar tot op de dag van vandaag. 9 Toen werd David bang voor de HEER en hij vroeg zich af: Hoe kan de ark van de HEER ooit bij mij in Jeruzalem komen? 10 Hij durfde de ark niet meer terug te leiden op de weg naar de Davidsburcht, en liet de wagen afslaan naar het huis van Obed-Edom, een Gatiet. 11 De ark van de HEER bleef drie maanden in het huis van Obed-Edom, en de HEER zegende Obed-Edom en zijn hele familie. (NBV21)
De machtigen en de rijken willen altijd wat hebben om te laten zien. Mooie villa’s, schitterende gewaden, in onze tijd mooie auto’s en fraaie jachten. Dat was ook al zo in de dagen van David. Hij had een mooie hoofdstad, Jeruzalem met daarin een prachtig nieuw paleis, de Davidsburcht. Dat fraaie paleis dat hij ook gekregen had van naburige koningen. Hij had een harem met vruchtbare vrouwen. En als Koningin een dochter van de vorige Koning van Israël, Saul. Maar er ontbrak nog wat. David had het altijd gehad over de God van Israël. Hij had een profeet van die God in zijn gevolg en een priester die hem ook hielp antwoorden van die God te vinden op de vragen die David had voor de oorlogen die hij voerde.
Van die God was echter niets te zien in de mooie hoofdstad. Het werd dus tijd om daar wat aan te doen. Maar wat en hoe? Toen herinnerde men zich de Ark van het Verbond. Een geheimzinnige kist die ooit in een tent had gestaan, een tent die ook als Heiligdom had gediend. Een tent die ze apart hadden moeten bouwen in de Woestijn om een heiligdom te worden voor het hele volk. David zette dus bij zijn paleis ook een tent op en besloot de Ark op te halen. Daarmee kon hij een begin maken met de centralisatie van de godsdienst. Elke stam had eigen heiligdommen voor de God van Israël maar met de Ark zou daarvan alleen het heiligdom in Jeruzalem overblijven. Die Ark had ooit dienst gedaan in de oorlog tegen de Filistijnen. Die hadden de Ark veroverd maar er alleen maar ellende van ondervonden. Op een kar met twee stieren er voor hadden ze de Ark uiteindelijk teruggestuurd naar Israël.
En ook in Israël bleek dat je de Ark niet zomaar kon vereren en zo was de Ark bij Abinadab in een schuur terecht gekomen. De schuur werd het heiligdom. David nam het hele leger van Israël mee om de Ark op te halen. Muziekkorpsen voorop en de Ark op een kar zoals de Filistijnen hadden gedaan. Maar de Ark was geen godenbeeld en toen de Ark langs een dorsvloer kwam ging het mis. Een dorsvloer was een heiligdom van de vruchtbaarheidsgoden van Kanaän. Later zou de Tempel van Salomo ook op een dorsvloer worden gebouwd. De Ark verzette zich tegen die religiositeit en dreigde van de kar te vallen. Dat kostte de redder van de Ark het leven, de arme man die de Ark voor vallen behoedde. Mensen kunnen de God van Israël niet redden. En zo belandde de Ark weer in een schuur. Wij willen nog wel eens beweren te weten wat God wel of niet zou willen maar buiten de Liefde weten we niks.