Jesaja 65:8-16
8 Dit zegt de HEER: Zolang er sap is in een druiventros, zegt men: ‘Vernietig hem niet, er zit nog iets goeds in.’ Voor mijn dienaren zal Ik hetzelfde doen, Ik zal niet alles vernietigen. 9 Uit Jakob zal Ik nageslacht doen voortkomen, uit Juda een erfgenaam van mijn bergland; mijn uitverkorenen zullen het land in bezit nemen, mijn dienaren zullen zich daar vestigen. 10 De Saron zal weidegrond zijn voor schapen, het Achordal een rustplaats voor rundvee, bezit van het volk dat Mij heeft geraadpleegd. 11 Maar jullie die de HEER hebben verlaten en mijn heilige berg veronachtzaamd, die voor de god van het geluk de tafel dekten en voor de god van het fortuin de kruiken vulden, 12 jullie zal Ik voor het zwaard bestemmen, ieder van jullie zal knielen voor de slacht. Want Ik heb geroepen, maar jullie antwoordden niet, Ik heb gesproken, maar jullie luisterden niet; jullie deden wat slecht is in mijn ogen, en jullie verkozen wat Ik niet wil. 13 Daarom-dit zegt God, de HEER: Mijn dienaren zullen eten, maar jullie zullen honger lijden; mijn dienaren zullen drinken, maar jullie zullen dorst lijden; mijn dienaren zullen zich verheugen, maar jullie zullen te schande staan; 14 mijn dienaren zullen juichen van vreugde, maar jullie schreeuwen het vertwijfeld uit en weeklagen, vanwege een gebroken geest. 15 De naam die jullie nalaten wordt door mijn uitverkorenen gebruikt wanneer zij iemand vervloeken: ‘Zo zal God, de HEER, je doden!’ Maar mijn dienaren geef Ik een andere naam; 16 dan zal wie zich met het land gezegend noemt, zich gezegend noemen met de waarachtige God, en wie zweert bij het land, zal zweren bij de waarachtige God. Dan zal alle ellende van vroeger vergeten zijn, verborgen voor mijn ogen. (NBV21)
Als je de geschiedenis van de mensheid beziet, ook na het optreden van Jesaja en het teken dat uitgaat van de terugkeer uit de ballingschap dat alle onderdrukte volken ooit eens bevrijd zullen worden, kan zich afvragen waarom er eigenlijk nog mensen bestaan. Het volgen van de richtlijnen voor de menselijke samenleving die via Israël aan de wereld zijn geschonken heeft eigenlijk nooit en nergens de boventoon gevoerd. Als de God van Israël de beschermer is van de onderdrukten dan zou die God toch harder moeten zijn opgetreden. Jesaja lijkt in het stuk van vandaag met een verklaring te komen. Er zit kennelijk in onderdrukkers eigenlijk altijd ook nog wel een beetje goeds. Daar kun je het dan als onderdrukte, als arme meedoen. En in menige kerk zal het zo zijn uitgelegd. Maar dat staat er niet. Er staat dat God het voor zijn dienaren zo zal doen. Die dienaren zijn wij, onbeholpen gelovigen die met grote ogen naar al het onrecht in de wereld kijken en ons afvragen wat we daar in Godsnaam aan zouden kunnen doen. Jeremia beurt ons op, ook al lukt het niet of zelfs nooit helemaal, God zal ons dat niet kwalijk nemen als we er maar mee bezig blijven.
De tegenstelling tussen dienaren en vijanden wordt hier door Jesaja op een wel heel actuele manier geschetst. De dienaren worden beloond, zij hebben acht geslagen op de heilige berg. Misschien herkennen wij het beeld niet maar op die Berg zegt de Bijbel staat de Tempel van de God van Israël en in die Tempel staat geen beeld van die God maar worden de richtlijnen voor de menselijke samenleving bewaard. Dienaar van de God van Israël betekent dus dat je die richtlijnen je eigen maakt en daarnaar handelt. Ze laten zich samenvatten in het Heb uw naaste lief als uzelf. De vijanden van de God van Israël worden ook beschreven. Zij luisteren niet naar die richtlijnen en alle verhalen die er in de loop van de geschiedenis over zijn verteld, zij denken in de eerste plaats aan zichzelf. Je moet maar geluk hebben in het leven en als je geluk hebt bij de handel of bij je werk dan komt je dat toe, dat is voor jou. Daarom doen we massaal mee aan loterijen, waar slechts de organisatoren rijk van worden, daarom kijken we op tegen mensen die hun talenten kunnen omzetten in rijkdom. Van hen verwachten we ook niet dat er gedeeld wordt met de armen.
Toch willen alle mensen vrede. Toch roepen alle mensen dat God toch een einde zou moeten maken aan het lijden. Hongeren en dorsten naar gerechtigheid heet dat in de Bijbel ook wel. En de tegenstelling tussen de dienaren en de vijanden van de God van Israël wordt hier duidelijk geschetst. De dienaren van de God van Israël, zij die de richtlijnen volgen, zullen eten, gerechtigheid ontmoeten, de vijanden van de God van Israël zullen honger leiden, want gerechtigheid moet je betrachten dat valt je niet toevallig toe, dat verdraagt zich niet met een geluksfactor die omgezet kan worden in een fortuin. Daarom blijft het geweld in de wereld, de vijanden van de God van Israël roepen dat op. Wij zijn daar ook in ons land nog lang niet aan toe. Ingrijpen als er ergens op de wereld onrecht wordt betracht, als volken worden onderdrukt zoals decennia lang met bijvoorbeeld de Koerden is gebeurd. Wij wachten tot er geweld uitbreekt, wij wachten tot de onderdrukten zelf in opstand komen zoals in Syrië is gebeurd. En dan nog helpen wij niet om de dictator te verdrijven, om een einde te maken aan de tirannie. Wellicht dat er in ons streven en denken iets goeds te vinden is, maar we zullen wel in actie moeten komen. Dat kan elke dag opnieuw, ook vandaag.