Openbaring 2:12-17
12 Schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamum: “Dit zegt Hij die het scherpe, tweesnijdende zwaard heeft: 13 Ik weet waar u woont, namelijk waar Satans troon staat. U bent mijn naam trouw gebleven en hebt uw geloof in Mij niet verloochend, ook niet toen Antipas, mijn betrouwbare getuige, werd gedood in uw stad, waar ook Satan woont. 14 Maar enkele dingen heb Ik tegen u: sommigen houden vast aan de leer van Bileam, die Balak liet weten hoe hij voor de Israëlieten een valstrik moest zetten, waardoor ze vlees dat bij de afgodendienst gebruikt is zouden eten en ontucht zouden plegen. 15 Zo is het ook bij u: sommigen houden op dezelfde manier vast aan de leer van de Nikolaïeten. 16 Kom toch tot inkeer, anders kom Ik binnenkort naar u toe en zal Ik hen met het zwaard uit mijn mond bestrijden. 17 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal Ik van het verborgen manna geven, en ook een wit steentje waarop een nieuwe naam staat, die niemand kent behalve degene die het ontvangt.” (NBV21)
“Ik weet waar jouw huis woont” zingen jongeren tegenwoordig en misschien is dat wel een betere weergave van wat hier door Johannes wordt bedoeld dan het keurige “ik weet waar u woont”. Het is waar Satans troon staat. Nu moeten we niet gelijk denken aan de middeleeuwse verzinsels van een man met hoornen gekroond en lopend op bokkenpoten. De beschrijving die Johannes hier geeft is een scherpe politieke uitspraak, zoiets als je Wilders wel eens hoort doen, maar dan waarachtiger en effectiever. Johannes heeft het over Pergamum en als we iets over die troon van Satan willen weten dan moeten we naar Berlijn. Daar is het Pergamummuseum waar een reusachtig altaar staat dat door archeologen uit Pergamum naar Berlijn is gebracht. Dat altaar stond in een Tempel van Zeus, die zo groot was dat de stad er omheen was gebouwd. Maar Zeus was niet de enige god die werd vereerd.
Pergamum wordt ook vergeleken met Lourdes. We kennen de staf met de slang er om die door dokters als teken van hun beroep wordt gevoerd. Het is het teken van de god Aesclepios en ook die god werd groots vereerd in Pergamum, daar was genezing te vinden heette het. Tegelijk was Pergamum een belangrijke Romeinse stad waar een groot standbeeld voor Keizer Augustus stond, die natuurlijk ook werd aanbeden, en een Tempel voor Roma Mater, waar de oorsprong van het Romeinse Rijk werd vereerd. Geen wonder dat de jonge Christengemeente de neiging had te zwichten voor het religieuze geweld van hun tijd. Hun religie werd een zaak voor het individu, voor achter de voordeur. Niet meer een zoutend zout voor de samenleving, maar een geestelijke weg naar het eeuwige leven. De ketterij van de Nicolaïten die je ook vandaag de dag in allerlei vermommingen in de kerken tegen kunt komen. Doe maar mee met de Happinez beweging, de leer van Bileam.
Die Christenen van Pergamum hebben daar een goede reden voor. De man die het meest uitgesproken opkwam voor de godsdienst van Jezus van Nazareth, Antipas, was gedood, het was dus zaak op te passen. Maar Johannes wijst opnieuw op het risico dat je op je moet willen nemen. Niks achter de eigen voordeur. Goden met eigen handen gemaakt doen niks, genezing bij een koperen stang met de afbeelding van een slang is bedrog, niks ingestraald water of contact met overledenen, geen klankschalen, kleurentherapie of genezende stenen. Om je aan de dood en de opstanding te herinneren is een witgekalkt steentje genoeg. De nieuwe naam die er op zou staan heeft tot veel speculaties geleid, maar wat is er nieuwer dan “opgestane”, ook wij kennen immers niemand die zo genoemd kan worden? Wij moeten geloven in die ene die opstond uit de dood door de Liefde van God. Een liefde die ook ons kan laten leven, leven voor de minsten in onze samenleving. Dat mogen we elke dag opnieuw, ook vandaag weer.