Openbaring 2:1-7
1 Schrijf aan de engel van de gemeente in Efeze: “Dit zegt Hij die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt en zich tussen de zeven gouden kandelaars beweegt: 2 Ik weet wat u doet, hoe u zich inzet en standhoudt, en dat u boosdoeners niet verdraagt. Zo hebt u mensen die beweren dat ze apostelen zijn, op de proef gesteld en als leugenaars ontmaskerd. 3 U bent standvastig en hebt veel verdragen omwille van mijn naam, zonder te verslappen. 4 Maar dit heb Ik tegen u: u hebt de liefde van weleer opgegeven. 5 Bedenk van welke hoogte u gevallen bent. Kom tot inkeer en doe weer als vroeger. Anders kom Ik naar u toe en neem Ik, als u geen berouw toont, uw kandelaar van zijn plaats. 6 Het pleit echter voor u dat u net als Ik de praktijken van de Nikolaïeten verafschuwt. 7 Wie oren heeft, moet horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Wie overwint zal Ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat.” (NBV21)
Zeven brieven moet Johannes schrijven. Aan zeven soorten gemeenten. Aan alle gemeenten die er zijn dus. Maar pas op. Johannes schrijft geen abstracte briefjes, het zijn geen zogenaamde briefjes die alleen in zijn gedachten bestaan of alleen in zijn visioen voorkomen. Johannes schrijft over het hier en nu van zijn bestaan. Hij begint te schrijven aan de gemeente, in Efeze. Daar komt hij zelf vandaan. Efeze is de belangrijkste stad van Klein Azië, de derde stad van het Romeinse Rijk. De stad werd gekenmerkt door handel en religie. Aan beiden werd fors verdiend. Vooral de religie van Diana met haar prachtige tempel was zeer populair en overal vandaan kwamen de aanbidders die zilveren Tempeltjes kochten. Die aanbidding van Diana was zo sterk ingesleten dat de Christenen toen ze aan de macht kwamen haar vervingen door Maria. De moeder van Jezus zou in Efeze zijn gaan wonen. Nog eeuwen later zou de Roomse Kerk beweren dat ze in Efeze ten hemel was gevaren als Jezus zelf. In de dagen van Johannes was de kerk in Efeze zeer beïnvloed geraakt door de handel en de handel in de religie.
De onderlinge liefde, de zorg voor de minsten in de samenleving was verdwenen. De Christelijke gemeente was een vereniging die net als andere religies een vereniging met rituelen hadden. Het doel was het verkrijgen van het eeuwige leven. Met een doel als dat regeert de dood. Het enige doel van een dergelijke religie is het ontlopen van de dood. Geloof, aanbid de godheid, probeer anderen ook er bij te betrekken en je krijgt als beloning het eeuwige leven. Dat soort kerken en sekten kennen we ook vandaag nog. In dit leven is het niet maar in het leven na dit leven, daar moet je het zoeken. Alsof Johannes niet schetst dat de hemel op aarde is gekomen. In elk geval was de gemeente van Efeze nog te redden. Ze hadden zich verzet tegen lieden die het Christendom met Heidendom wilden mengen. Een Heidendom dat sprak van geheime kennis. Daarin moest je via een ingewikkeld stelsel van riten ingewijd worden en pas als je die kennis had verworven kon je deel krijgen aan het goddelijke en dus aan het eeuwige leven.
Dat ging de Christenen in Efeze toch net een stap te ver. En op grond van die keuze is ook de kerk al vanaf het begin van haar bestaan overgegaan tot veroordeling van deze leer die je terugvindt in allerlei geschriften die buiten het Nieuwe Testament zijn gebleven. Johannes roept op terug te keren tot de Geest van God zoals we die in de Hebreeuwse Bijbel hebben leren kennen en zoals die ons is voorgeleefd door Jezus van Nazareth. Het leven is daarbij het doel, maar dan het leven zoals het ons nu gegeven is. De dood, zelfs de kruisdood, houdt ons daarbij niet van de liefde af. De liefde voor de naaste is wat gelovigen in beweging brengt. En die liefde zoekt zichzelf niet en vraagt dus niet om een beloning. Die beloning is genade van God en juist als je die niet meer zoekt, zegt Johannes, dan zul je dat eeuwige leven krijgen omdat die Liefde een eeuwig bestaansrecht heeft. Ook vandaag mogen we het dus met diezelfde liefde doen, net als elke dag opnieuw.