Romeinen 9:30–10:4
30 Wat kunnen we hieruit nu opmaken? Volken die niet op rechtvaardigheid uit waren, hebben haar toch verkregen: ze zijn rechtvaardig verklaard op grond van geloof. 31 Maar Israël, dat naar rechtvaardigheid streefde door de wet te volgen, heeft dat niet bereikt. 32 Wat is daarvan de oorzaak? Ze handelden alsof het van hun daden afhing, en niet van geloof. Ze zijn over de steen gestruikeld 33 waarover geschreven staat: ‘In Sion leg Ik een steen neer waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot. Maar wie in Hem gelooft, komt niet bedrogen uit.’ 1 Broeders en zusters, ik wens uit de grond van mijn hart en bid tot God dat ze zullen worden gered. 2 Ik kan van hen getuigen dat ze God vol toewijding dienen, maar het ontbreekt hun aan inzicht. 3 Omdat ze Gods gerechtigheid niet kennen, proberen ze hun eigen gerechtigheid te laten gelden, en erkennen ze die van God niet. 4 De wet evenwel vindt zijn doel in Christus, zodat iedereen die gelooft rechtvaardig zal worden verklaard. (NBV21)
Soms lijken de dingen waarover in de Bijbel wordt geschreven ingewikkelder dan ze zijn. Zo’n onderwerp als de voorbeschikking, of, waar het vandaag om gaat, de samenhang van werken en geloven zijn onderwerpen waar je je meestal niet met al te veel vreugde in wil verdiepen. Toch moeten we die onderwerpen wel in de gaten houden. Want als je wat doet wil je daarvoor ook beloond worden. Voor wat hoort wat nietwaar? Dat is een algemeen menselijk gegeven. En als we worden opgeroepen om het goede te doen al kost dat ook ons eigen leven dan zou een beloning toch helemaal op z’n plaats zijn. In de dagen van Paulus hielden de Joden zich aan de Wet ook al werden ze daardoor op tal van terreinen buiten de Romeinse samenleving gehouden. In het boek Daniël lees je zelfs dat onder vreemde heerschappij het houden aan de Wet gemakkelijk kon leiden tot veroordeling tot de dood. In het boek Daniël kun je ook lezen dat die Wet vol te houden was dwars door de dood heen, een vurige oven noch een leeuwenkuil had maar enige invloed.
Toch was het het volk Israël niet gelukt om het centrum van de wereld te worden waar alle volken zich naar toe keerden. Volgens Paulus komt dat doordat ze een beloning van God voor hun houden van de Wet wilden. En het is omgekeerd. Dat je je aan de Wet van heb je naaste lief als jezelf kunt en wilt houden komt door God. Dat vermogen is ons door God geschonken, dat is al de beloning, daar hoeft niks bij. Als je gelooft dat er uiteindelijk een wereld zal komen waar alle tranen gedroogd zijn, waar geen honger meer is en geen droefenis, als je gelooft dat die wereld er komt omdat God ons die wereld beloofd heeft, dan kun je niet anders dan alvast aan het werk gaan voor die hemel op aarde, dan kun je niet wachten tot het er is. Maar dan weet je ook direct dat je er bij hoort. Niet omdat je het wil maar omdat het onontkoombaar is, niet om er later nog een beloning voor te krijgen maar omdat je dankbaar bent voor de beloning die je al ontvangen hebt.
De beloning is dat het ergens op de wereld al een klein beetje op de nieuwe aarde gaat lijken. Gewoon om dat iemand die honger had nu wordt gevoed, of dat ergens strijd is en er nu vrede komt, omdat een gevangene wordt bevrijd. Je hoeft het ook niet alleen te doen, er zijn een heleboel mensen al aan het werk. Ze hebben zich verenigd in organisaties als Kerk in Aktie, voedselbanken, Amnesty International, Pax. Het is dus niet zo ingewikkeld als het lijkt. Aan het werk, de handen uit de mouwen, hongerigen voeden, naakten kleden, bedroefden troosten, zieken bezoeken, gevangenen bevrijden, recht doen aan mensen, stem worden van de minsten op de aarde.