2 Koningen 16:1-9
1 Achaz, de zoon van Jotam, werd koning van Juda in het zeventiende regeringsjaar van koning Pekach van Israël, de zoon van Remaljahu. 2 Hij was twintig jaar oud toen hij koning werd. Zestien jaar regeerde hij in Jeruzalem. Hij deed niet wat goed is in de ogen van de HEER, zoals zijn voorvader David, 3 maar volgde het voorbeeld van de koningen van Israël. Hij ging zelfs zo ver dat hij zijn zoon als offer verbrandde volgens het gruwelijke gebruik van de volken die de HEER voor de Israëlieten had verdreven. 4 Hij bracht offers en brandde wierook op de offerplaatsen, op de heuvels en onder elke bladerrijke boom. 5 In die tijd trokken koning Resin van Aram en koning Pekach van Israël, de zoon van Remaljahu, tegen Jeruzalem ten strijde. Ze dreven Achaz in het nauw, maar slaagden er niet in hem te overwinnen. 6 Het was in diezelfde tijd dat koning Resin van Aram Elat weer bij zijn rijk inlijfde en de Judeeërs eruit verdreef. De Edomieten trokken Elat binnen, en ze zijn er gebleven tot op de dag van vandaag. 7 Achaz stuurde gezanten naar koning Tiglatpileser van Assyrië, met de boodschap: ‘Ik ben uw dienaar en uw zoon. Trek op en verlos mij uit de greep van de koning van Aram en de koning van Israël, die zich tegen mij hebben gekeerd.’ 8 Hij liet het goud en het zilver uit de tempel van de HEER en de schatkamers van het koninklijk paleis halen en bood dat de koning van Assyrië als geschenk aan. 9 De koning van Assyrië gaf gehoor aan Achaz’ verzoek. Hij trok op tegen Damascus en nam de stad in. De bevolking voerde hij als ballingen naar Kir, en Resin liet hij ter dood brengen. (NBV21)
Vandaag beginnen we een verhaal te lezen uit het spannende verhalenboek 2 Koningen. Er zijn twee boeken over Koningen maar er zijn ook nog twee boeken die Kronieken heten en die verhalen hebben die gebaseerd zijn op dezelfde gebeurtenissen als de verhalen in de boeken Koningen. Boven elk van die verhalen uit de boeken Koningen en Kronieken hoort eigenlijk een vetgedrukte waarschuwing te staan. Dit is de Bijbel en dit is geen geschiedenisboek. Het is niet gebaseerd op het soort historische bronnen waar geschiedeniswetenschappers in onze dagen gebruik van maken en er zijn geen journalisten aanwezig geweest om ons onafhankelijke verslagen van de gebeurtenissen na te laten. De verhalen vertellen hoe in Israël geluisterd werd naar de God van Israël en wat er daardoor met de mensen gebeurde. In het verhaal dat we vandaag beginnen te lezen is het land Israël uiteengevallen in twee kleine koninkrijkjes, Juda in het zuiden met als hoofdstad Jeruzalem en Israël in het Noorden met als hoofdstad Samaria.
Ons verhaal begint als er een nieuwe koning in Jeruzalem komt. Achaz, een koning van twintig jaar die zestien jaar zou regeren. Ook in Israël, het zuidelijke koninkrijk, was er in die tijd een koning en wel Pekach die al zeventien jaar koning was toen Achaz, de zoon van Jotam, aan de macht kwam. Die Achaz stamde nog van David af maar het was geen beste Koning, hij volgde niet de Wet van de God van Israël zoals David dat had gedaan. Hij deed net als de Koningen van Israël staat er. De verteller van dit verhaal heeft het niet zo op de Koningen van Israël. Die Koningen hadden een ander heiligdom moeten inrichten omdat ze niet meer naar de Tempel in Jeruzalem konden gaan. Die Tempel van hun moest ook mooi zijn, net zo mooi als de Tempel van Salomo was geworden. De manier om de tempel nog mooier te maken was door er mooie gouden en zilveren beelden in te zetten, net als de buurvolken van Israël hadden. Achaz deed hetzelfde in Jeruzalem wordt ons verteld. Hij ging zelfs nog verder, hij offerde zijn zoon in een brandoffer, naar we aannemen aan Moloch, de afgod van Assyrië aan wie kinderoffers werden gebracht.
Wat is nu het gevolg? Er komt oorlog, de ene koning verbindt zich met de andere en ze proberen elkaars land en steden te veroveren. Maar Achaz helemaal verslaan dat lukte de koninkjes nu net niet, al verloor Juda een behoorlijk stuk van haar territorium. Achaz was echter geen haar beter en in plaats van te vertrouwen op de God van Israël sloot hij een verbond met de koning van Assyrië. Met goud en zilver uit de tempel in Jeruzalem werd die koning omgekocht. De koning van Assyrië vond het wel best zijn macht uit te breiden en daar nog voor betaald te krijgen ook. Hij nam Damascus in, liet de koning ombrengen en het volk in ballingschap brengen. Na de ballingschap lazen de Israëlieten tot hun schrik dat het een koning van Juda was geweest die Assyrië op het idee had gebracht volken in ballingschap te brengen. Dat was hun zelf ook overkomen. De boodschap van het verhaal is dus ook dat je nooit op bondgenootschappen met machtige volken moet vertrouwen maar altijd het lot van arme mensen voorop moet stellen. In ons verhaal komen die arme mensen niet voor, maar hopelijk in ons leven wel. Wij mogen elke dag ons vertrouwen stellen op de God die ons oproept om de naaste lief te hebben als onszelf, daar mogen we ook vandaag weer mee beginnen.