Spreuken 26:20-28
20 Als er geen hout meer is, dooft het vuur, als de lasteraar verdwijnt, eindigt de ruzie. 21 Kolen laten gloeien, hout doet vlammen, een onruststoker laat een twist ontbranden. 22 De woorden van een lasteraar zijn als lekkernijen die makkelijk in de maag verdwijnen. 23 Als zilverglazuur op een aarden pot, zo zijn warme woorden uit een kil hart. 24 Al verbloemt iemand zijn haat met mooie woorden, ten diepste is hij een bedrieger. 25 Al spreekt hij vriendelijk, vertrouw hem niet, zijn hart is door en door vals. 26 Al verhult hij zijn haat met leugens, zijn kwaadaardigheid komt toch aan het licht. 27 Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in, wie een steen op iemand afrolt, komt er zelf onder. 28 Wie kwaadspreekt, haat zijn slachtoffers, een vleier wil hun ondergang.(NBV21)
We spreken zo gemakkelijk ook van de hitte van de strijd, de woordenstrijd, in het debat worden zaken scherp gezegd, zo scherp dat ze pijn doen. De Bijbel veroordeelt, waarschuwt op z’n minst tegen, een dergelijke manier van met elkaar spreken. Je kunt immers ook met warmte spreken, zo spreken over onderwerpen dat mensen er plezier aan beleven, er warm van worden, of er warm door lopen. Dat wil niet zeggen dat de waarheid verborgen of verzwegen moet worden, dat wil zeggen dat je uit bent op het goede, ook het goede in de ander wil ontdekken. Als het vuur in het debat oplaait loop je de kans met ruziemakers te maken te hebben, daar kun je je aan branden. De vergelijking tussen kolen die gloeien en warmte afgeven en hout dat vlamt en waar je je aan kunt branden laat niets aan duidelijkheid te wensen over.
Maar lasteraars zijn populair. In onze dagen verbergen lasteraars zich gemakkelijk achter de vrijheid van meningsuiting. Zonder enkel bewijs verspreiden ze hun lasterlijke praatjes onder het motto dat ze op zoek zijn naar de waarheid. En als je feiten als meningen benoemd is elke mening een feit en mag je dat vrij uiten. Let daarbij op echte feiten en niet op fraaie zinnen of mooi gevonden uitdrukkingen. Een pot waarin je je kan spiegelen en die er kostbaar uitziet kan door het gebruik van zilverglazuur toch niet meer blijken te zijn dan een aarden pot, even waardevol als elke andere aarden pot. De mooipraters zijn juist mooipraters omdat ze kwaad willen.
Ze spelen in op onbewuste angsten, de angst voor wat het vreemde en onbekende zou kunnen brengen, de angst voor onbekende bedreigingen. De kwaadaardigheid komt dan wel aan het licht, het opzetten van de ene bevolkingsgroep tegen de andere levert alleen geweld en onrust in de samenleving op, maar hun gelijk ontlenen ze aan wat ze zelf oproepen. Laten we hopen dat het met kwaadsprekers afloopt zoals hier beschreven, de steen die ze op iemand denken af te rollen verpletterd henzelf. Let dus op, wie kwaadspreekt haat zijn slachtoffers. Ook vandaag de dag. Laten we bidden dat de ogen en de oren van hen die ze volgen op tijd worden geopend en schroom niet over de werkelijkheid te blijven spreken.