Zonden vergeven.

Jeremia 36:1-13

1 In het vierde regeringsjaar van koning Jojakim van Juda, de zoon van Josia, richtte de HEER zich tot Jeremia: 2 ‘Neem een boekrol en schrijf daarin alles wat Ik je gezegd heb over Israël, Juda en de andere volken sinds Ik in de tijd van koning Josia voor het eerst tot je sprak. 3 Misschien laten de Judeeërs tot zich doordringen met wat voor onheil Ik hen wil treffen en breken ze met hun kwalijke praktijken. Dan zal Ik hun wandaden en zonden vergeven.’ 4 Op verzoek van Jeremia schreef Baruch, de zoon van Neria, alle woorden van de HEER die Jeremia hem dicteerde in een boekrol. 5 Jeremia zei tegen hem: ‘Nu men mij belet om in de tempel van de HEER te komen, 6 moet jij ernaartoe gaan. Ga op een vastendag en lees in het openbaar de woorden van de HEER voor die ik je gedicteerd heb; aan iedereen, ook aan de Judeeërs die uit andere steden zijn gekomen. 7 Misschien zullen ze een smeekgebed tot de HEER richten en met hun kwalijke praktijken breken, want groot is het onheil waarmee de HEER dit volk in zijn grote woede heeft gedreigd.’ 8 Baruch, de zoon van Neria, deed wat de profeet Jeremia hem had opgedragen. In de tempel van de HEER las hij uit de boekrol voor wat de HEER had gezegd. 9 In de negende maand van het vijfde regeringsjaar van koning Jojakim van Juda, toen de inwoners van Jeruzalem en de Judeeërs die uit andere steden naar Jeruzalem waren gekomen, ten overstaan van de HEER een vasten hielden, 10 las Baruch in de tempel van de HEER de aanwezigen alles wat Jeremia had gezegd uit de boekrol voor. Hij deed dat in het vertrek van Gemarja, de zoon van de hofschrijver Safan, in de bovenste voorhof, vlak bij de nieuwe tempelpoort. 11 Toen Micha, de zoon van Gemarja, de zoon van Safan, hoorde voorlezen wat de HEER had gezegd, 12 ging hij naar het paleis van de koning. Hij betrad het vertrek van de hofschrijver, waar de raadsheren in vergadering bijeen waren: Elisama, de hofschrijver, Delaja, de zoon van Semaja, Elnatan, de zoon van Achbor, Gemarja, de zoon van Safan, Sedekia, de zoon van Chananja, en de andere raadsheren. 13 Micha vertelde hun wat hij Baruch in het openbaar uit de boekrol had horen voorlezen. (NBV21)

De Bijbel is al zo oud dat die geen enkel effect meer lijkt te hebben op onze huidige samenleving. Op zondag, of soms op zaterdagavond, komen gelovigen nog braaf samen in kleiner wordende kerken om daar te bidden en te zingen en vooral om daar naar de oude woorden uit de Bijbel te luisteren. Maar de woorden van de Bijbel zijn geen vrijblijvende woorden. Daar waar ze geen gevolgen hebben voor de samenleving kunnen ze misschien zelfs beter ongezegd blijven. Maar daar waar de samenleving direct wordt aangesproken moeten ze, voor de gelovigen is dat inderdaad dwingend, gezegd en uitgesproken worden zodat iedereen dat kan horen. Het verhaal dat we vandaag uit het boek Jeremia lezen is daarvan een voorbeeld. Dat boek blijkt niet zomaar tot stand gekomen. Dat boek blijkt er te zijn omdat de profeet Jeremia de mond was gesnoerd.

Jarenlang had hij zich verzet tegen vreemde bondgenootschappen. Jarenlang had hij gewaarschuwd tegen verzet tegen wereldmachten dat uiteindelijk alleen maar op meer onderdrukking en geweld zou kunnen uitlopen. Jarenlang had hij gewaarschuwd tegen het achterna lopen van vreemde goden en opgeroepen de dienst aan de God van Israël niet te verwaarlozen. Maar uiteindelijk had de Koning van Israël toch besloten in opstand te komen tegen de bezetter en te proberen onder de schatting uit te komen die hij als vazal jaarlijks moest opbrengen. Een profeet die het volk opriep om zich daartegen te verzetten kun je daarbij niet gebruiken dus werd de vrijheid van meningsuiting ingeperkt en de profeet verboden om in de Tempel te komen. Maar Jeremia had een secretaris, Baruch heette die, en die kon het woord van Jeremia, het woord van God, wel voorlezen en dat gebeurde dan ook. Dat is schrikken. Kijk één zo’n profeet is nog tot daar aan toe, maar als die volgelingen heeft die hetzelfde gaan zeggen en boeken uit gaat geven die door anderen gelezen en voorgelezen kunnen worden dan ontstaat een oppositiebeweging.

We kunnen van de Bijbel nog wel iets leren. Machtigen kunnen die bewegingen niet gebruiken, zeker als ze er ook niks tegen in weten te brengen. De machtigen uit de dagen van Jeremia worden bij name en functie genoemd, ambtenaren, officials uit het Rijk van Israël. Ze waarschuwen de profeet en zijn secretaris, die moeten maar onderduiken en zich verstoppen, daardoor worden ze nog meer tot zwijgen gebracht. Gelovigen in de God van Israël, in recht en gerechtigheid moeten dus het tegendeel doen. Kiezen ze voor Baruch en Jeremia of kiezen ze voor die machthebbers? Demonstreren, zoals elke tweede zondagmiddag van de maand bij het Detentiecentrum op Schiphol, protesteren, zoals tegen gedwongen prostitutie of het in slavernij brengen van mensen door de afschaffing van de vrije zondag, protesteren tegen de Russische oorlog in Oekraïne, het zijn de middelen waarop ook in onze dagen de boodschap van de God van Israël moet worden gebracht. We kunnen immers niet anders, we houden dag in dag uit van de minsten in onze samenleving als van onszelf en die laten ons geen andere keus, ook vandaag niet.

Plaats een reactie