De wonden van de stad

Jeremia 33:1-13

1 De HEER richtte zich voor de tweede maal tot Jeremia, die nog steeds in het kwartier van de paleiswacht gevangenzat: 2 ‘Dit zegt de HEER, die alles beschikt heeft en volbrengt wat Hij zich voorgenomen heeft, wiens naam is HEER: 3 Roep Mij aan, en Ik zal je antwoorden, Ik zal je grote, wonderlijke dingen bekendmaken, dingen die je volkomen onbekend zijn. 4 Dit zegt de HEER, de God van Israël, over de huizen van deze stad en het paleis van de koningen van Juda, die worden afgebroken om een bolwerk op te werpen tegen de bestormingsdammen en het aanvalsgeweld: 5 In de strijd tegen de Chaldeeën zullen hun ruïnes gevuld worden met de lijken van hen die Ik in mijn grote woede heb gedood, omdat Ik mij van deze stad heb afgewend vanwege al het kwaad dat de inwoners hebben gedaan. 6 Toch zal Ik de wonden van de stad helen en haar genezen, Ik geef de inwoners blijvende vrede en voorspoed. 7 Ik breng een keer in het lot van Juda en Israël en maak ze weer tot het volk van vroeger. 8 Ik zal het volk reinigen van alle wandaden waarmee het tegen Mij gezondigd heeft. Ik zal het alle wandaden vergeven waarmee het willens en wetens tegen Mij gezondigd heeft. 9 Jeruzalem zal Mij weer vreugde geven en Mij lof en roem brengen bij alle volken op aarde. Die zullen horen hoeveel geluk en voorspoed Ik Jeruzalem schenk, en huiveren van ontzag. 10 Dit zegt de HEER: Jullie zeggen over dit land dat het een woestenij is, dat er mens noch dier meer leeft. Maar in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem, die nu verwoest zijn, waar mens noch dier meer leeft, 11 zullen vreugdezangen klinken, zullen bruid en bruidegom hun lied zingen, zal te horen zijn: “Loof de HEER van de hemelse machten, want Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.” Er zullen dankoffers naar de tempel van de HEER worden gebracht, want Ik keer het lot van Juda ten goede en maak het weer als vroeger – zegt de HEER. 12 Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Er zullen in dit verwoeste land, waar mens noch dier meer leeft, rond alle steden weiden zijn, waar de herders hun schapen en geiten zullen laten rusten. 13 In de steden van het bergland, het heuvelland en de Negev, in het gebied van Benjamin, in de omgeving van Jeruzalem en rond de steden van Juda zullen de schapen onder de tellende hand van de herder doorgaan – zegt de HEER. (NBV21)

Toen in Augustus 1573 de Spaanse troepen op Alkmaar aan trokken waren de muren rond de stad nog niet helemaal klaar. Onder leiding van de Alkmaarsche ingenieur Adriaan Antonisz. werden in allerijl de muren rond de stad versterkt met bouwmateriaal afkomstig van de afbraak van Rooms Katholieke kloosters en andere gebouwen. De ingenieur had zich laten inspireren door het verhaal uit Jeremia dat we vandaag lezen. Ook daar werden de muren van de stad versterkt door de afbraak van belangrijke gebouwen en paleizen. In Alkmaar leidde dat tot het ontzet van 8 oktober 1573. In Jeruzalem uiteindelijk tot de herbouw van de stad. Vanuit zijn gevangenschap ziet Jeremia hoe de reactie van de stad zal leiden tot herstel van de onafhankelijkheid en het verdwijnen van de bedreiging die de stad ondervindt. Jeremia was een ras optimist. Hij had al een stuk akker in bezet gebied gekocht als teken van vertrouwen in bevrijding van de bezetting. Een vertrouwen waartoe sommige  Palestijnse Christenen in Israël ook vandaag oproepen. De onwettige bezetting van hun land kan niet eeuwig duren, ook aan hen zal de God van Israël recht verschaffen.

Nu ziet Jeremia hoe rijke huizenbezitters, akkoord gingen met het gebruik van het bouwmateriaal van hun huizen voor de afwenteling van de bedreiging, voor de versterking van de muren rond de stad. Die eigen inzet van mensen was veel belangrijker dan de bondgenootschappen met buurvolken en wereldmachten die koning Sedekia sloot en waarmee hij dacht de bedreiging te kunnen afwenden. Voor Jeremia is er maar één verbond en dat is met de God van Israël, die moet je lief hebben boven alles en dat doe je door je naaste lief te hebben als jezelf. In onze dagen zijn het de superrijken die aanbieden om iets meer belasting te betalen zodat de koopkracht van de grote massa van de mensen op peil kan blijven en de dreiging van een nieuwe economische crisis kan worden afgewend. Ook de politieke vertegenwoordigers van de rijken hebben het nu over stijging van lonen, uiteindelijk moeten de allerzwaksten, de Wajongers fors inleveren.

Maar mensen die zich maar net aan de armoede hebben ontworsteld zijn altijd bang weer tot armoede te vervallen. Zij zijn het die het oplossen van problemen bij anderen proberen te leggen, de zieken kunnen zichzelf ook best verzorgen, de werklozen kunnen ook als zelfstandigen aan de slag als er geen banen meer zijn, de armen moeten de buikriem maar aantrekken en als armen buiten je gezichtsveld vallen hoef je er al helemaal niets meer aan te doen. De Bijbel wijst die angst af. Niet het krampachtig vasthouden aan eigen bezit, aan eigen inkomen en maatschappelijke positie zal je verrijken, maar delen met de armsten. Jeremia ziet daarvoor de eredienst in de Tempel weer in ere komen. De citaten die hij geeft van “Loof de HEER van de hemelse machten” en zo zijn gebruikelijk formuleringen uit de Tempeldienst. Daar wordt de leer bewaard van heb uw naaste lief als uzelf. Om die dienst zal ons leven moeten draaien, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Plaats een reactie