Een vast geloof.

2 Korintiërs 1:23-2:13

23 Ik roep God op als mijn getuige, ik zweer bij mijn leven dat ik van een nieuw bezoek aan Korinte heb afgezien om u te sparen. 24 Niet dat wij over uw geloof willen heersen – u hebt tenslotte een vast geloof. Nee, wij willen slechts bijdragen aan uw vreugde. 1 Ik had mezelf dus voorgenomen u niet opnieuw zo’n verdrietig bezoek te brengen. 2 Want als ik u verdriet doe, wie moet mij dan blij maken? Toch alleen u – u die ik dan juist verdriet zou hebben bezorgd. 3 Dat is ook precies wat ik u geschreven heb: ik wilde niet dat ik bij mijn bezoek verdriet van u zou hebben, terwijl u mij juist blij had moeten maken. En ik had er alle vertrouwen in dat u allen in mijn vreugde zou delen. 4 Toen ik u schreef was ik terneergeslagen en bedrukt en stonden de tranen in mijn ogen. Ik wilde u geen pijn doen, maar u laten weten hoezeer ik u liefheb. 5 Als er iemand is die mij verdriet heeft gedaan, dan heeft hij niet alleen mij verdriet gedaan maar tot op zekere hoogte – laat ik niet overdrijven – u allen. 6 De straf die hem door de meerderheid van u is opgelegd, is zwaar genoeg geweest; 7 u kunt hem nu maar beter vergeven en bemoedigen, anders gaat hij nog aan verdriet ten onder. 8 Daarom roep ik u op hem weer in liefde te aanvaarden. 9 Ik heb u ook geschreven omdat ik te weten wilde komen of u mij werkelijk in alles gehoorzaamt. 10 Als u hem vergeeft, doe ik het ook. En als ik hem iets te vergeven heb, doe ik het omwille van u, ten overstaan van Christus. 11 We moeten er namelijk voor oppassen dat Satan ons niet gebruikt; zijn plannen kennen we maar al te goed. 12 Toen ik in Troas kwam om het evangelie van Christus te verkondigen, had de Heer deuren geopend voor mijn werk. 13 Maar ik vond geen rust, omdat ik mijn broeder Titus niet aantrof. Daarom nam ik weer afscheid en vertrok naar Macedonië. (NBV21)

Het is gemakkelijk over het kwaad te spreken als over een persoon die buiten ons staat. We moeten echter uitkijken het kwaad te gaan beschouwen als een poppenspeler die bezit kan nemen van bepaalde mensen en los van wat die mensen willen het kwaad kan bedrijven. Dat zou betekenen dat mensen zelf niet meer verantwoordelijk zijn voor het kwaad dat ze doen en dat is zeer on-Bijbels. Natuurlijk kunnen mensen wel ziek worden en in hun ziekte, of juist door hun ziekte, kwaad bedrijven. In ons rechtssysteem houden we daar rekening mee door mensen onder dwang te kunnen verplegen desnoods hun hele leven lang. Maar ook daar spreken we niet van mensen die door iets of iemand die buiten hen staat bezeten is, ze zijn ziek en moeten behandeld worden en we hopen voor sommigen ooit een behandeling te vinden waardoor ze genezen of zonder gevaar met hun handicap buiten de dwangverpleging weer met ons kunnen leven.

We geloven dus niet in de duivel, of satan, maar in de God van Israël. In het gedeelte dat we vandaag lezen gaat het verder over de brief die verloren is gegaan. Paulus schrijft hier dat hij die brief onder tranen had geschreven en we noemen de brief dan ook de Tranenbrief. Wat er precies aan de hand was weten we niet. Kennelijk was er iemand die een conflict heeft veroorzaakt in de gemeente en die naar het oordeel van de gemeente tijdelijk een stapje terug zou moeten doen. Als Paulus ook nog eens zou zijn opgedoken zou het conflict zich hebben toegespitst en zou de ellende groter geworden zijn. Dat is tenminste wat Paulus hier schrijft. Men moet overigens de conflictmaker nu maar vergeven en weer in het midden van de gemeente opnemen vraagt Paulus. Voor ons is van belang dat ook bij zo’n ingrijpend conflict in een gemeente het niet aangaat om een oordeel over andere mensen uit te spreken.

Dat oordelen is in de geschiedenis van de kerk maar al te vaak gebeurd. Soms zijn gemeenten later weer op hun oordeel teruggekomen maar tot op vandaag de dag kennen we het woord verketteren en voeren we dat werkwoord naar elkaar van tijd tot tijd uit. Dat neemt niet weg dat je discussies op het scherp van de snede moet kunnen voeren. Er zijn gelovigen die zo sterk in het bestaan van de duivel geloven dat ze hun handelen daar op afstemmen. Die stemmen hun handelen dan niet meer alleen en uitsluitend af op de God van Israël, er is één God die geen anderen voor zijn aangezicht duldt nietwaar. Maar het doel van een gesprek of discussie moet zijn dat je samen de vreugde van Jezus van Nazareth ontdekt zegt Paulus. En dat ontdekken mogen we elke dag weer doen door ons te richten op de minsten onder ons en ons daarvoor in te zetten, dat kan ook vandaag weer.

Plaats een reactie