Ezechiël 40:38-47
38 Er was een hal waarvan de ingang tussen de muurpijlers van de poort was. Daar kon het vlees voor het brandoffer worden afgespoeld. 39 In de voorhal van de poort stonden aan weerskanten twee tafels om de brandoffers, reinigingsoffers en hersteloffers op te slachten. 40 Ook aan de buitenkant (voor wie omhoog liep naar de toegang tot de noordpoort) stonden twee tafels, en aan de andere kant van de voorhal van de poort stonden nog eens twee tafels. 41 Zo stonden er vier tafels aan beide zijkanten van de poort: acht tafels om op te slachten. 42 Er waren ook nog vier tafels voor het brandoffer, en die waren van gehouwen steen. Ze waren elk 1½ el lang, 1½ el breed en 1 el hoog. Daarop lagen de gereedschappen om de dieren voor de brandoffers en de vredeoffers mee te slachten. 43 Overal in het gebouw waren haken van 1 handbreedte bevestigd. De tafels waren bestemd voor het vlees van de offergave. 44 Aan de buitenkant van de binnenpoort waren zijhallen voor de zangers, aan de binnenhof. Die naast de noordpoort keken uit op het zuiden, en de andere, naast de oostpoort, keken uit op het noorden. 45 De man zei tegen mij: ‘De hal die uitkijkt op het zuiden is voor de priesters die dienst doen in de tempel, 46 en de hal die uitkijkt op het noorden is voor de priesters die dienst doen bij het altaar. Dat zijn de nakomelingen van Sadok, diegenen van de Levieten die in de nabijheid van de HEER mogen komen om hem te dienen.’ 47 Toen mat hij de hof. Die was vierkant, 100 el lang en 100 el breed. Het altaar stond vóór de tempel. (NBV)
Het volk Israël was een volk van veetelers. Met dat vee waren ze de woestijn doorgetrokken en de voorschriften voor de offers gingen over het algemeen uit van het offeren van vlees. Ook graan en wijn werden geofferd maar het offeren van vlees had de overhand. Wij eten ook veel vlees, te veel volgens sommigen. Maar wij zien niet hoe ons vlees op ons bord komt. Slachten van dieren gebeurt buiten zicht. We hebben er zelfs geen tv programma’s over. Als wij vlees zien dan hebben we het over huppelende koeien die de wei in gaan of varkens die zich wellustig wentelen in een modderbad of een zandbad. In Israël was dat anders. De offer rituelen gaan er van uit dat de offeraar zelf het offerdier slacht. Weliswaar met hulp van de priester omdat het slachten zo moet gebeuren dat er eerbied wordt getoond voor het dier dat vlees geeft en moet worden voorkomen dat het dier lijdt. In het gedeelte dat we vandaag lezen over het visioen dat Ezechiël heeft over de nieuwe Tempel die het herstel van van de dienst aan de God van Israël zal betekenen wordt ook de offerdienst weer hersteld.
Elk van de drie binnenste poortgebouwen hebben een functie bij de offerdienst. Ook zijn er kamers waar de priesters van de Tempel hun wachtruimte hebben. Er zijn priesters die bij het altaar helpen, die helpen ook bij de slacht en er zijn priesters die dienst doen in de Tempel. De kamers voor de priesters liggen buiten het eigenlijke poortgebouw. Priesters moeten er altijd op bedacht zijn dat zij niet onrein worden. Ze moeten dus niet besmeurd worden met bloed, ze mogen ook de dode dieren niet aanraken. Er is ook een onderkomen voor de zangers. Uiteindelijk zullen in de toekomst de Levieten koren vormen die in de Tempel zorgen voor een muzikale omlijsting. Wie het boek van de Psalmen leest komt in de opschriften herhaaldelijk verwijzingen tegen naar de koren of hun dirigenten. Ondanks alles wat we hebben gelezen weten we nog niks over de Tempel zelf.
Het gedeelte van vandaag eindigt met het noemen van het altaar dat voor de Tempel gelegen is. Daar zijn al die offers voor en worden binnen bereid zodat het offeren op het altaar, of de altaren zelf, met de nodige plechtigheid kan plaatsvinden. Een mooie droom van Ezechiël. Het zal de oudere ballingen ontroerd hebben. Zij hadden de Tempel nog in al haar luister meegemaakt en zou die luister ooit nog terugkomen? Gelet op de macht van de volken waar zij in ballingschap waren zat dat er niet in. En waarom moet alles zo nauwkeurig worden beschreven. Die nauwkeurigheid is de boodschap die spreekt uit dit Bijbelgedeelte. Met het dienen van de God van Israël kun je niet slordig om gaan. Het leven dat God ook aan de offerdieren heeft gegeven vraagt respect en ontzag. Zo zouden wij ook moeten willen leven. In wat voor omgeving leven we eigenlijk. Wordt daarbij rekening gehouden met al wat leeft en dat onder onze verantwoordelijkheid is gesteld? Wij hebben het over vervuiling, over het uitsterven van dieren en over misstanden in de bio-industrie. Grond, water en lucht gaan bijdragen aan onleefbaarheid op onze aarde. Tijd dus om net zo nauwkeurig te gaan leven als Ezechiël beschrijft.