Jozua 5:13–6:14
13 Toen Jozua eens in de omgeving van Jericho liep, zag hij plotseling een man tegenover zich met een getrokken zwaard in de hand. Jozua ging op hem af en vroeg: ‘Hoor je bij ons of bij de vijand?’ 14 De man antwoordde: ‘Bij geen van beide, ik ben de aanvoerder van het leger van de HEER. Daarom ben ik hier.’ Jozua viel op zijn knieën, boog diep voorover en vroeg hem: ‘Mijn heer, ik ben uw dienaar, wat beveelt u mij?’15 De aanvoerder van het leger van de HEER zei tegen Jozua: ‘Trek je sandalen uit, want de plaats waarop je staat is heilig.’ Jozua deed wat hem bevolen was. 1 Jericho was toen al volkomen afgegrendeld uit angst voor de Israëlieten, er kon niemand in of uit. 2 De HEER zei tegen Jozua: ‘Ik lever Jericho met zijn koning en al zijn dappere helden aan je uit. 3 Jullie moeten om de stad trekken; alle weerbare mannen moeten eenmaal om de stad gaan, en dat zes dagen achter elkaar. 4 Er moeten zeven priesters met zeven ramshoorns voor de ark van het verbond uit gaan. Maar op de zevende dag moeten jullie zevenmaal om de stad trekken. De priesters moeten op de ramshoorns blazen, 5 en als het volk die hoort klinken moet het uitbarsten in luid geschreeuw. De muur van de stad zal dan instorten en iedereen zal de stad binnenklimmen vanaf de plaats waar hij zich bevindt.’ 6 Jozua, de zoon van Nun, liet toen de priesters komen en gaf hun de opdracht: ‘Neem de ark van het verbond op. Zeven priesters moeten met zeven ramshoorns voor de ark van de HEER uit gaan.’ 7 En tegen het volk zei hij: ‘Trek op naar de stad, trek eromheen en laat de voorhoede van het leger voor de ark van de HEER uit gaan.’ 8 Het gebeurde zoals Jozua het volk had opgedragen. Zeven priesters gingen met zeven ramshoorns voor de HEER uit; ze trokken al blazend op de ramshoorns op naar de stad. De ark van het verbond met de HEER kwam achter hen aan, 9 de voorhoede ging voor de priesters uit die op de ramshoorns bliezen en de rest van het volk kwam achter de ark. De ramshoorns klonken onophoudelijk, 10 maar Jozua had strijdkreten verboden. ‘Laat uw stem niet horen, ‘had hij gezegd, ‘slaak geen enkele kreet tot het moment waarop ik u dat beveel.’ 11 Jozua liet de ark van de HEER eenmaal om de hele stad trekken. Daarna ging het volk terug naar het kamp, waar het overnachtte. 12 De volgende dag stond Jozua in alle vroegte op. De priesters namen de ark van de HEER op, 13 de zeven priesters met de zeven ramshoorns trokken al blazend op de hoorns voor de ark van de HEER uit, de voorhoede ging voor hen uit en de rest van het volk kwam achter de ark van de HEER. Onophoudelijk klonken de ramshoorns. 14 De Israëlieten trokken ook op de tweede dag eenmaal om de stad en gingen daarna terug naar het kamp. Zo deden ze zes dagen. (NBV)
Overwinnaars hebben achteraf altijd gelijk. Wie wint had het beste leger en de dapperste krijgers. Andere factoren spelen geen rol. Het volk Israël moest dus leren dat overwinnen niet ligt aan de bewapening, niet aan de kracht van krijgers, niet aan de slimme strategie van de generaals, overwinnen is in handen van de Heer van Hemel en Aarde, de God van Israël. Die had hen het land gegeven, dat moet bij de verovering van het land duidelijk worden. Jericho staat in dit verhaal voor heel het land Israël. Wat er staat te gebeuren in Jericho is geschied in heel Kanaän. Hier is het niet Jozua die “fit the battle of Jericho” Het is God zelf die voor zijn volk in het strijdperk treed. Het begint dan ook met het leger van de Heer, niet dat kinderleger in Afrika dat misbruikt wordt door uitbuiters en machthebbers. Hier staat een boodschapper van God zelf, wiens boodschap samenvalt met de verschijning van de God van Israël in het verhaal. Zoals eens Mozes de God van Israël ontmoette bij een brandende braambos ontmoet Jozua de aanvoerder van het leger van de Heer. En net als Mozes moet Jozua zijn schoenen uit doen omdat de grond waarop hij staat Heilig is.
Het blijft soms lastig om uit te leggen wat Heilig betekent. Soms betekent het volmaakt, zoals God volmaakt is, maar het betekent ook dat het afgezonderd is voor de God van Israël. De grond op de vlakte van Jericho, de grond van het land Kanaän is heilig, is afgezonderd van alle grond in de wereld, alle grond op aarde, voor de God van Israël. Die grond daar, was uitgekozen om te laten zien hoe groot en machtig de God van Israël eigenlijk wel niet is. Het blaast Jozua van zijn voeten. Jozua krijgt instructies over het innemen van Jericho, zeg maar de verovering van het beloofde land. Zes keer zal de bevolking van Jericho de kans krijgen de poorten te openen, de stad en het land te delen met het woestijnvolk dat kon zwerven maar geen land had om van te leven en een land dat overvloeit van melk en honing kan best gedeeld worden met arme woestijnzwervers. Centraal staat de Ark van het verbond. Die kist van acaciahout waarin de stenen platen liggen met de tien woorden. Zes keer moet het leger met die Ark en zeven priesters die met hun blazen op de ramshoorn aandacht voor die Ark vragen rond Jericho trekken. Elke dag een keer. Op die platen staat onder andere: “Gij zult niet doden” en geweld komt er niet aan te pas.
Jozua breidt de opdracht van zijn God uit. Alle weerbare mannen gaan eerst, dan de priesters, dan de Ark, maar dan ook het hele volk, vrouwen, kinderen, bejaarden, zieken, gehandicapten, alles en iedereen die bij het volk hoort trekt rond de stad. Maar daar heerst angst. Jericho had zich opgesloten achter haar muren, niets kon er in, niets kon er uit. Er zijn politici die ook vandaag nog de arme woestijnzwervers op deze manier buiten willen houden. Bouw maar een hoge muur langs de randen van ons land, met soldaten en tanks om de muur te bewaken. Niemand mag er meer in. Het gevolg zal zijn dat er ook niemand meer uit kan. Jozua gaat met zijn volk zes dagen lang rond Jericho, zes dagen is het werken geblazen. Geen strijdkreten klinken er, geen grootspraak is te horen. Maar ook geen smeekbeden. Alleen het sonore doordringende geluid van de ramshoorns die vooraf gaan aan de Woorden van God, zoals ze klonken bij de berg waar het volk de Woorden van God, de Tora had ontvangen. De God van Israël staat centraal in dit verhaal, het volk laat zien wie die God is, wat die God wil en wat het betekent de weg te volgen van die God. Wij zouden wat minder moeten lijken op de inwoners van Jericho, minder bang zijn en onze welvaart moeten zien te delen met de armsten in de wereld. Elke dag kunnen we daar samen aan werken, ook vandaag weer.