1 Petrus 4:1-11
1 Nu dan, omdat Christus tijdens zijn leven op aarde heeft geleden, moet u zich net als hij wapenen met de gedachte dat wie in zijn aardse leven geleden heeft, met de zonde heeft afgerekend. 2 Zo iemand laat zich gedurende de rest van zijn leven niet meer leiden door menselijke verlangens maar door Gods wil. 3 U hebt al genoeg tijd verspild aan allerlei zaken waarin de ongelovigen plezier hebben: losbandigheid, wellust, dronkenschap, bras- en slemppartijen en verwerpelijke afgodendienst. 4 Zij vinden het vreemd dat u niet langer meedoet aan hun liederlijke uitspattingen en ze spreken daarom kwaad over u. 5 Maar ze zullen zich daarvoor moeten verantwoorden tegenover hem die zich gereedhoudt om recht te spreken over levenden en doden. 6 Ook aan de doden is het evangelie verkondigd, opdat ook zij, al zijn ze naar hun leven op aarde door de mensen veroordeeld, bij God in de geest kunnen leven. 7 Het einde van alles is nabij. Kom daarom tot bezinning en wees helder van geest, zodat u kunt bidden. 8 Heb elkaar vóór alles innig lief, want liefde bedekt tal van zonden. 9 Wees gastvrij voor elkaar, zonder te klagen. 10 Laat ieder van u de gave die hij van God gekregen heeft, gebruiken om de anderen daarmee te helpen, zoals het goede beheerders van Gods veelsoortige gaven betaamt. 11 Voert u het woord, laat dan Gods woorden doorklinken in wat u zegt. Helpt u anderen, doe dat dan vanuit de kracht die God u geeft. Want zo doet u alles tot eer van God, dankzij Jezus Christus, aan wie alle eer en macht toekomt, voor eeuwig. Amen. (NBV)
Je ziet de dominee op zondag toch echt niet op het Kerkhof de preek houden. Zo’n dominee zou door de kerkenraad snel naar een psychiater worden verwezen. Een beroep op 1 Petrus 4 vers 6 zal die dominee niet helpen. De schrijver van deze brief moet dus iets anders bedoelen dan dat er ook op het kerkhof moet worden gepreekt op zondag. Het moderne begrip van comazuipen maakt ons misschien duidelijk waar het hier om gaat. De Statenvertaling en de Naardense Bijbel hebben het tenminste ook over wijnzuiperijen waar de Nieuwe Bijbelvertaling het heeft over bras- en slemppartijen. Wie zich daaraan overgeeft is zichzelf niet. En als je er zelfs van in coma raakt dan lijk je dood. Ja als je stomdronken bent dan ben je eigenlijk al dood. Gelovigen weten best van drinken en feestvieren. Maar gelovigen hebben zoveel ontzag voor mensen dat ze zonder alcohol ook heel goed kunnen en zich er voor hoeden om hun eigen persoonlijkheid te verliezen. Voortdurend zijn ze immers gericht op het welzijn van anderen. Anderen zijn nooit voorwerpen waarmee je je eigen lust kunt bevredigen. En meedoen met feesten omdat het zo hoort, omdat je er een idool mee eert, een moderne afgod mee aanbidt is er al helemaal niet bij.
Christenen worden daarom nogal eens uitgemaakt voor saaie pieten. Dat hebben ze ook wel een beetje aan zichzelf te danken. Ze doen vaak net of ze niet mee mogen doen. Maar Paulus had al geschreven dat alles geoorloofd is. Het gaat er dan ook niet om dat ze niet mogen, maar dat ze niet willen. Zo gaan we immers niet met elkaar en met anderen om. Daar is niks saais aan, want samen genieten is ook voor christenen het hoogste goed. Wijn behoort zelfs bij de maaltijd die het hoogste is wat de christelijke gemeenschap kan bereiken, de maaltijd waarbij je alles deelt, tot jezelf toe. De wijn staat dan voor het levensvocht, voor het bloed dat bij alle levenden door de aderen stroomt. Van dat leven blijf je af zegt de Bijbel. Wijn kan je dus aansterken, bemoedigen, verwarmen, weer leven geven, maar wijn zal je nooit mogen bedwelmen, van het bewuste leven mogen beroven. Daarom kan de schrijver van de Petrusbrief zeggen dat ook aan doden de boodschap van bevrijding is verkondigd. Het succes van de verspreiding van het geloof in Jezus van Nazareth heeft in de eerste eeuwen van onze jaartelling de mensen doen geloven dat het einde van de wereld nabij was. Als iedereen zou geloven dan zou het einde immers echt komen? Dat laatste blijft waar maar we zijn inmiddels tot de ontdekking gekomen dat het einde van de wereld nog ver weg is want het zal nog wel even duren voordat iedereen echt gaat geloven.
Voor ieder van ons als mens blijft het toch zaak om te doen alsof het einde nabij is. We leven immers maar kort en hebben dus relatief weinig tijd om mensen te winnen voor het Koninkrijk van God. Daarom blijft het verhaal van de Bijbel belangrijk ook al moeten we de vermaningen voor het einde der tijden niet al te letterlijk nemen voor onze tijd. Zo’n oproep om gastvrij voor elkaar te zijn bijvoorbeeld mag ons best weer eens aan het denken zetten. Elk zomer zwermen veel Nederlanders uit over de wereld en elke herfst komen ze terug met verhalen over de enorme gastvrijheid die er in andere landen heerst. Zelfs binnen ons land zijn er verhalen over de grote verschillen in gastvrijheid tussen de verschillende provincies. Nu zal het gericht zijn op de verdienste uit toerisme wel mee een bron zijn van gastvrijheid maar toch is de een gemakkelijker in het ontvangen van vreemdelingen dan de ander. En juist in het ontvangen van vreemdelingen kan de gelovige zich onderscheiden van de ongelovige. Het ontvangen van de rijke vreemdeling uit een aan ons verwante cultuur is niet moeilijk, zeker niet als die vreemdeling een taal spreekt die we tenminste nog een klein beetje kunnen verstaan. Maar de arme vreemdeling, uit een ander continent, met niet alleen een onverstaanbare taal maar ook een onbegrijpelijk geloof en een totaal onbekende cultuur en leefwijze. Die gastvrij weten te ontvangen, die recht weten te doen in je eigen samenleving, dat is pas getuig