Joël 1:1-14
1 Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot Joël, de zoon van Petuël. 2 Hoor mij aan, oudsten, leen mij allen het oor, inwoners van het land! Is iets als dit ooit geschied in jullie dagen of in de dagen van jullie voorouders? 3 Vertel het aan je kinderen, en laten je kinderen het aan hun kinderen vertellen en hun kinderen aan het volgende geslacht. 4 Wat de ene sprinkhaan overliet, heeft de tweede afgeknaagd, wat de tweede nog overliet, heeft de derde afgemaaid en wat na de derde overbleef, heeft de vierde kaalgevreten. 5 Word wakker, dronkaards, en ween, barst uit in gejammer, drinkers van wijn, om het sap van de druiven dat jullie ontnomen is. 6 Mijn land is ten prooi aan een volk, een machtig volk zonder tal, met tanden als van een leeuw, geweldige kaken als van een leeuwin. 7 Het maakte dode takken van mijn wijnstok en brandhout van mijn vijgenboom: naakt en kaal zijn ze, omvergehaald, de wijnranken zijn verbleekt. 8 Weeklaag-als een jonge bruid die zich hult in het zwart, rouwend om de man van haar jeugd. 9 Waar is nog graan of wijn voor offers in de tempel van de HEER? De priesters, zijn dienaren, treuren. 10 Het veld is verwoest, de dorre grond treurt, want het koren is vernield, de wijn verdroogd, de olie verloren. 11 Toon je verslagenheid, boeren, barst uit in gejammer, wijnbouwers, om de tarwe en om de gerst, want de oogst van het veld is verloren gegaan. 12 De wijnstok is verdroogd, de vijgenboom verdord; granaatappel, dadelpalm en appelboom, ja, alle bomen zijn verdord. Verdord is ook de vreugde onder de mensen. 13 Priesters, hul je in rouw, schreeuw het uit, dienaren van het altaar, breng de nacht door met klagen, dienaren van mijn God, want offers van graan en wijn zijn Gods tempel ontzegd. 14 Kondig een vastentijd af en roep op tot een plechtige samenkomst, verzamel de oudsten en alle inwoners van het land in de tempel van de HEER, jullie God, en roep luid tot de HEER ! (NBV)
Hier beginnen we te lezen in het boek van de profeet Joël. Wie dat was weten we niet meer. Wanneer het boek geschreven is weten we ook niet echt. De ene geleerde zegt dat het moet zijn in de laatste jaren voor de val van Jeruzalem in 586 voor Christus. Het volk was apathisch, godsdienstig onverschillig en werd van buiten bedreigd. Tot overmaat van ramp kwam er een sprinkhanenplaag die alles verwoeste. Andere geleerden zeggen dat het na de ballingschap in Babel moet zijn geweest, zo na 539 voor Christus. Het zou zich dan tegen de leiders van het volk richten die niet goed weten te reageren op de sprinkhanenplaag. Hoe het ook is, het boek Joël vertelt ons hoe te reageren als ons een ramp overkomt. In het boek Handelingen kun je nog een preek lezen over Joël. Het is een preek van Petrus, de Pinksterpreek, die het volk herinnerde aan de belofte van Joël dat Gods geest uiteindelijk het volk zou helpen de ramp te overwinnen.
Joël had nog weet van de slavernij in Egypte. Daar was de sprinkhanenplaag de voorbode van de bevrijding geweest. Dat wisten ze toen in Egypte nog niet maar inmiddels woonde het volk Israël al sinds mensenheugenis in het beloofde land. Mochten ze daarom niet vertrouwen op een bevrijding uit de ellende? Dat zou moeten als men terugkeerde naar de Thora, de manier van leven die na de bevrijding werd ontvangen. De richtlijnen uit de Woestijn, van eerlijk delen, van zorgen voor elkaar. Zo kom je samen zo’n hongerperiode door. Wij weten dat van de honger in Afrika, die soms ook door sprinkhanen veroorzaakt wordt. Als we genoeg geven komt men de hongerperiode door, doen we dat niet dan sterft iedereen. Joël begint met oproepen om samen te komen, een volksvergadering te beleggen. Zoals ook gedaan werd in de dagen dat er nog geen koning was. We hebben daarover in het boek Rechters kunnen lezen.
Onverschilligheid tegenover de politiek is er dan niet meer bij. Bij een volksvergadering moeten we zelf nadenken en keuzes maken. Wij laten dat tegenwoordig liever aan de TV over. Heerlijk die discussies tussen politici. Commentatoren te over die er voor geleerd hebben en uit kunnen leggen wie gelijk heeft en wie struikelde. De problemen worden er niet door opgelost maar wie maalt daar nu nog om. Joël roept ondanks dat op om te laten zien en horen waar de problemen liggen. Bij hem is de oogst verloren gegaan, bij ons zijn broeders tegen broeders en zusters tegen zusters opgezet. Door politici bijvoorbeeld die het de toenmalige Koningin Beatrix kwalijk namen dat ze het gebod niet zomaar aan elkaar te zitten uit het Oude Testament en de Koran serieus nam als ze een Moskee bezocht en dus meeging in het niet geven van een hand. Die politici zouden het jammer vinden als we in vrede met elkaar konden leven, maar voor ons is in vrede met elkaar leven een levensvoorwaarde. Tijd om ons te laten horen dus en het niet aan TV commentatoren en politici over te laten.