Marcus 1:35-45
35 Vroeg in de ochtend, toen het nog helemaal donker was, stond hij op, ging naar buiten en liep naar een eenzame plek om daar te bidden. 36 Maar Simon en de anderen die bij hem waren, gingen hem vlug achterna, 37 en toen ze hem gevonden hadden zeiden ze tegen hem: ‘Iedereen is naar u op zoek!’ 38 Toen zei hij: ‘Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen hier in de omtrek, zodat ik ook daar het goede nieuws kan brengen. Daarvoor ben ik immers op weg gegaan.’ 39 In heel Galilea bracht hij het nieuws in de synagogen en dreef hij demonen uit. 40 ¶ Er kwam iemand naar hem toe die aan huidvraat leed; hij smeekte hem om hulp en zei, terwijl hij op zijn knieën viel: ‘Als u wilt, kunt u mij rein maken.’ 41 Jezus kreeg medelijden, stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: ‘Ik wil het, word rein.’ 42 En meteen verdween zijn huidvraat en hij was rein. 43 Jezus stuurde hem weg met de ernstige waarschuwing: 44 ‘Denk erom dat u tegen niemand iets zegt, maar ga u aan de priester laten zien en breng het reinigingsoffer dat Mozes heeft voorgeschreven, als getuigenis voor de mensen.’ 45 Maar toen de man vertrokken was, ging hij overal breeduit rondvertellen wat er gebeurd was, met als gevolg dat Jezus niet langer openlijk in een stad kon verschijnen, maar op eenzame plaatsen buiten de steden moest blijven. Toch bleven de mensen van alle kanten naar hem toe komen.(NBV)
Geleerden hebben het bij het lezen van het Evangelie van Marcus over het Messias geheim. Dat Jezus van Nazareth de bevrijder van Israël, de Messias, de Christus was, moest geheim blijven. Toch stroomden de mensen toe en ging het gerucht over hem door heel het land staat er voortdurend. Wat moest er dan geheim blijven? Wellicht toch de politieke betekenis van de persoon van Jezus van Nazareth. Uiteindelijk zou boven zijn hoofd aan het kruis het opschrift “Koning der Joden” verschijnen. De enige reden die de Romeinen konden hebben om hem ter dood te brengen. En Jezus van Nazareth was nu een maal niet een Koning zoals wij dat gewend waren in zijn dagen. Geen machtsgreep met behulp van een sterk leger. Geen geslaagde gewelddadige opstand. Maar een volk dat anders met elkaar gaat leven. Dat voor elkaar gaat zorgen, de minsten gaat helpen en altijd bereid is alles met elkaar te delen. Dat alle angst voor de dood heeft verloren en niet meer voor zichzelf leeft maar voor een ander. Daarvoor moest het volk zich bekeren zoals Johannes had geroepen en moesten ze eerst leren om zo te gaan leven. Jezus van Nazareth had het er maar druk mee, zelfs de rust van een stille plek werd hem nauwelijks gegund.
Soms is een hand uitsteken naar iemand gemakkelijk. Je hoeft er geen moeite voor te doen en ze zeggen evengoed dank je wel. Maar het kan ook zijn dat er gevaar bij komt kijken. Wie iemand uit het water haalt die dreigt te verdrinken wordt in elk geval nat maar loopt soms ook zelf gevaar. Veel mensen blijven daarom maar veilig op de kant staan te kijken en zien dan hoe iemand verdrinkt. Voor die mensen die zichzelf wel in de waagschaal stellen is er het Carnegie heldenfonds, die worden op voordracht van hun burgemeester in het zonnetje gezet. Ze zijn een voorbeeld voor onze samenleving want zonder mensen die een hand uitsteken kunnen we niet. Vrijwilligers die zieken verzorgen, we noemen hen mantelzorgers, maken dat zieken nog verzorgd worden. Voor de zorg van zieken, ouderen en zwakken is geen geld meer. Dat zeggen ze tenminste, er is natuurlijk geld genoeg maar zij die dat geld in overvloed hebben willen het niet delen, zeker niet voor zorg. Als ze zelf zorg nodig hebben dan huren ze wel wat in. Delen is er niet bij. Daarom zijn de mantelzorgers te prijzen. Zonder beloning zorgen ze voor zieken, zwakken of ouderen in hun directe omgeving.
Ook Jezus van Nazareth steekt de hand uit in het verhaal zoals dat door Marcus is opgeschreven. Eerst aan een vrouw, de schoonmoeder van Petrus, dan ook aan een melaatse. Wat we vroeger als melaatsheid lazen wordt in de Nieuwe Bijbelvertaling “huidvraat” genoemd, echt Lepra of melaatsheid hoeft het niet geweest te zijn. Lepra is een in Afrika nog steeds veel voorkomende ziekte en een hand uitsteken naar de Leprastichting is daarom zeer aan te bevelen. Voor Jezus van Nazareth moest het gewoon worden dat mensen weer mee kunnen doen in de samenleving. Je gewoon laten herkeuren door de priesters, zoals Mozes voorschreef, en dan weer aan het werk. Maar nee, mensen die een hand uitsteken moeten nu eenmaal in het zonnetje worden gezet, ze zijn een uitzondering. Wij kunnen er ook voor zorgen dat die uitzondering de regel wordt. Als we allemaal beginnen elke dag tenminste één keer, en elke week een aantal uren de hand uit te steken naar een ander, naar iemand die dat nodig heeft, dan wordt dat delen met elkaar binnen de kortste keren ook een gewoonte. Dan is ook Jezus van Nazareth geen uitzondering meer, wordt onze wereld herschapen in een wereld waar voor iedereen een plaats is.