Haggai 2:1-9
In het tweede regeringsjaar van koning Darius, 1 op de eenentwintigste dag van de zevende maand, sprak de HEER opnieuw bij monde van de profeet Haggai. Hij droeg hem op: 2 ‘Zeg tegen Zerubbabel, zoon van Sealtiël en gouverneur van Juda, en tegen Jozua, zoon van Josadak en hogepriester, en tegen wie er van het volk nog over zijn: 3 “Wie van jullie heeft deze tempel nog in zijn vroegere luister gezien? En hoe ziet hij er nu uit? Jullie denken zeker dat het niets meer kan worden!” 4 Maar houd vol, Zerubbabel-spreekt de HEER -,houd vol, Jozua, zoon van Josadak en hogepriester; jullie allen, bewoners van dit land, houd vol! spreekt de HEER. Werk door, ik ben bij jullie-spreekt de HEER van de hemelse machten. 5 Dat heb ik jullie beloofd toen jullie wegtrokken uit Egypte; ik zal steeds in jullie midden aanwezig zijn, wees dus niet bevreesd. 6 Want dit zegt de HEER van de hemelse machten: Nog een korte tijd, een ogenblik slechts, en ik zal de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven. 7 Alle volken breng ik in beroering, hun schatten zullen mij toevallen en mijn huis zal ik vullen met pracht en rijkdom-zegt de HEER van de hemelse machten. 8 Het zilver is voor mij en het goud is voor mij-spreekt de HEER van de hemelse machten. 9 De luister van deze tempel zal groot zijn, nog groter dan voorheen-zegt de HEER van de hemelse machten-, en van hieruit zal ik jullie vrede en voorspoed geven-spreekt de HEER van de hemelse machten.’ (NBV)
Zo waren dus de bewoners van Jeruzalem aan het werk gegaan om een nieuwe Tempel te bouwen, dat ondanks een aanvankelijk verbod dat zelfs met soldaten werd afgedwongen. Na de dagen van Salomo, die begonnen was met de bouw van de Tempel, was deze uitgegroeid tot een prachtig gebouw. Overal waren bouwlieden en grondstoffen vandaan gekomen om de Tempel het aanzien en luister te geven dat de God van Hemel en Aarde toe zou komen. Die Tempel was verwoest bij de inname van Jeruzalem toen het volk in ballingschap was weggevoerd. Nu moest die Tempel weer opgebouwd worden. Het is een ding als je een mooi huis wil bouwen, maar het is nog iets anders als je de mooiste Tempel van de wereld wil bouwen. Er was ook nogal wat tegenstand weten we uit de boeken van bijvoorbeeld Ezra en Nehemia. Maar Haggai geeft de boodschap van de God van Israël door dat ze vol moeten houden, dat ze niet met minder genoegen moeten nemen.
De Tempel in Jeruzalem moet weer het hart van de wereld worden waar alle volken zich toe zouden kunnen wenden. Het wordt tijd voor een echte Tempel zegt het verhaal eigenlijk. Want die Tempel komt er niet zomaar, die Tempel is niet voor de sier. Alle machten die lijken tegen te werken staan uiteindelijk onder de heerschappij van de God van Israël. En reken maar dat de omringende volken zo af en toe langs kwamen om de Tempelbouwers uit te lachen. Hun goden zouden hen beschermd hebben en alleen de God van Israël had verloren. Dat er al wat ballingen teruggekeerd waren was natuurlijk geen argument. Zo’n godje als die van Israël stelde niks voor. Om dan niet met de heersende mode mee te gaan maar te blijven vertrouwen op de belofte van de God van Israël dat de nieuwe Tempel grotere luister zou hebben dan de Tempel van Salomo vergde wel heel veel. Daarom wordt nog eens benadrukt dat die godjes van de omringende volken uiteindelijk onder de macht van de God van Israël vielen. Juist het nalopen van de heersende mode had de verwoesting mogelijk gemaakt.
Nu moesten ze er op vertrouwen dat die Tempel vrede en voorspoed zou brengen. En natuurlijk, de Wet van heb Uw naaste lief als Uzelf, waarvoor de Tempel een bewaarplaats was, zou vrede brengen, die Wet zegt immers dat je niet mag doodslaan. Die Wet zou ook voorspoed brengen, want van delen wordt je immers rijker dan van oppotten. Maar wanneer dat zou komen moeten ook wij zelfs in onze dagen ons afvragen. Het “houd vol” en “werk door” geldt ook voor ons. Nog steeds is er geen Tempel, ook niet in de harten van de gelovigen, waar alle volken zich tot kunnen wenden. Ook vandaag de dag moeten we werken aan een bewaarplaats voor de Wet. Sinds de dagen van Paulus is die bewaarplaats ons eigen hart. Als wij van onze naaste houden als van onszelf en daarvoor alle mensen meekrijgen dan komt de vrede in de wereld en de welvaart voor iedereen op aarde. Daaraan werken kan elke dag, ook vandaag weer.