Ze weigerden te luisteren

Nehemia 9:1-17

1 Op de vierentwintigste dag van deze maand kwamen de Israëlieten weer bijeen. Ze vastten en waren gehuld in boetekleren, met stof op hun hoofd. 2 De geboren Israëlieten gingen apart staan van de vreemdelingen, en zij beleden schuld voor hun zonden en voor de wandaden van hun voorouders. 3 Zo stonden ze daar, en gedurende een vierde deel van de dag werd er voorgelezen uit het boek van de wet van de HEER, hun God, en nog eens een vierde deel van de dag beleden ze schuld en bogen ze zich neer voor de HEER, hun God. 4 Op de verhoging van de Levieten stonden Jesua, Bani, Kadmiël, Sebanja, Bunni, Serebja, Bani en Kenani, en met luide stem riepen zij de HEER, hun God, aan. 5 De Levieten Jesua, Kadmiël, Bani, Chasabneja, Serebja, Hodia, Sebanja en Petachja zeiden: ‘Sta op, prijs de HEER, uw God, voor eeuwig en altijd: “Moge uw luisterrijke naam, die verheven is boven alle lof en roem, geprezen zijn.
6 U alleen bent de HEER, u hebt de hemel gemaakt, de hoogste hemel en alle hemellichamen, de aarde en de zeeën met alles wat daar leeft. U geeft aan alles het leven, voor u buigen de hemelse machten. 7 U bent de HEER, de God die Abram heeft uitgekozen, die hem uit Ur, de stad van de Chaldeeën, heeft geleid, die zijn naam veranderd heeft in Abraham. 8 U hebt gezien hoe zijn hart trouw bleef aan u, u hebt een verbond met hem gesloten en hem beloofd het land van de Kanaänieten, de Hethieten, de Amorieten, de Perizzieten, de Jebusieten en de Girgasieten aan zijn nageslacht te geven. U hebt uw woord gehouden, u bent rechtvaardig. 9 U zag de ellende van onze voorouders in Egypte, bij de Rietzee hoorde u hen om hulp roepen. 10 Daarop verrichtte u tekenen en wonderen bij de farao en al zijn dienaren, bij zijn hele volk, omdat u wist hoe slecht zij onze voorouders behandelden. Zo vestigde u uw naam, die tot op heden voortleeft. 11 Voor de ogen van de Israëlieten spleet u de zee, midden in de zee liepen zij op het droge. U wierp hun achtervolgers in de diepte, als een steen in kolkend water. 12 Overdag leidde u hen in een wolkkolom, ‘s nachts in een vuurzuil, zodat er licht was op de weg die ze moesten gaan. 13 U daalde neer op de Sinai, u sprak met hen vanuit de hemel, u gaf hun juiste rechtsregels, deugdelijke wetten en goede voorschriften en geboden. 14 U maakte uw heilige sabbat aan hen bekend, u gaf hun uw geboden, voorschriften en wetten bij monde van uw dienaar Mozes. 15 Wanneer ze honger hadden gaf u hun brood uit de hemel, wanneer ze dorst hadden liet u water voor hen uit een rots stromen. U beval hun het land binnen te gaan en in bezit te nemen, het land dat u hun onder ede had beloofd. 16 Maar onze voorouders hebben zich misdragen; koppig als ze waren luisterden ze niet naar uw geboden. 17 Ze weigerden te luisteren en ze vergaten de wonderen die u voor hen verricht had. Koppig stelden ze een nieuwe leider aan, ze wilden weer slaven worden in Egypte. Maar u bent een God van vergeving, genadig en liefdevol, geduldig en zeer trouw: u verliet hen niet.(NBV)

Elk jaar vieren de Joden de Grote Verzoendag. Een dag van rouw en boetedoening. Maar waarom zouden ze? De mensen die Grote Verzoendag intensief beleven zijn de mensen die het hele jaar trouw naar de Synagoge gaan, koosjer eten en proberen zich streng aan de Wet te houden. De Judeeërs waar we vandaag over lezen waren de mensen die notabene met gevaar voor eigen leven de muur rond Jeruzalem hadden opgebouwd. Waarom zouden die nu in boetekleren gehuld gaan, moeten vasten en stof op hun hoofd strooien. Om aan te tonen dat ze bij het volk hoorden dat ooit de Wet van de Woestijn had ontvangen gingen ze nog apart staan ook. Maar het ging om die Wet. Daar lieten ze zich eerst uit voorlezen, heb Uw naaste lief als Uzelf. Dat deden ze, net als wij, vaak niet. En daar hadden ze zeker een kwart van de dag voor nodig om dat uit te spreken. De grote verzoendag is bedoeld om de bevrijding weer in gedachten te brengen, de ontdekking van de Wet van de Woestijn, de Thora, en het afdwalen van die richtlijnen voor de menselijke samenleving.

De dood blijft ons regeren als we niet uitkijken. In Egypte was de dood, het Egyptische dodenboek, de belangrijkste godsdienst, maar nog laten we ons bang maken door de dood. Als Nederland zou Islamiseren zou alles wat we nu kennen dood zijn en vergaan. Daarom moeten we de richtlijn negeren die zegt dat we de vreemdelingen onder ons moeten opnemen en met hen maaltijd houden en moeten we die vreemdelingen verjagen. Zo worden we bang gemaakt. Tot op de dag van vandaag kun je de geschiedenis zoals Nehemia die verteld toepassen op de geschiedenis van onze eigen dagen. Ook wij hebben dus verzoening nodig en misschien is het daarom jammer dat de verzoendag zoals die in Israel werd gehouden en door de Joden nog steeds jaarlijks in de synagogen wordt gevierd bij ons is ingekrompen tot een gebed aan het begin van de wekelijkse godsdienstoefening. Ook wij laten ons immers maar al te gemakkelijk regeren door godsdiensten van de dood.

Dat het verhaal van Nehemia ons leert dat die strijd tegen de godsdienst van de dood ons juist gevangen houdt en in slavernij willen we kennelijk niet begrijpen. Er is één Heer in de wereld, die heeft gewonnen, die heeft het volk eerst uit de slavernij van Egypte naar het land overvloeiende van melk en honing geleid. Toen het volk afdwaalde van de richtlijnen voor de menselijke samenleving en in ballingschap werd gevoerd werd datzelfde volk opnieuw bevrijd uit ballingschap en kon de stad van de vrede herbouwd worden tegen alle verzet en weerstand in. Verzoening met de God van het Leven betekent daarom dat de angst voor de dood, de angst voor het vreemde, de angst ook voor vreemde godsdiensten voorgoed achter ons wordt gelaten. Die God van het leven verlaat ook ons niet.

Plaats een reactie