Daden van de hoogste God

Daniël 3:31-4:14

31 Koning Nebukadnessar aan alle volken en naties, welke taal zij ook spreken en waar ter wereld zij ook wonen: moge uw voorspoed groot zijn! 32 Het heeft mij behaagd de tekenen die de hoogste God mij heeft gegeven en de wonderen die hij heeft gedaan, bekend te maken. 33 Hoe groots zijn zijn tekenen, hoe machtig zijn wonderen! Zijn koningschap is een eeuwig koningschap en zijn heerschappij duurt van generatie tot generatie voort! 1 Ik, Nebukadnessar, leidde een zorgeloos bestaan in mijn huis, een weelderig leven in mijn paleis, 2 totdat ik een droom had die mij verontrustte. De beelden die ik in mijn slaap zag en de visioenen die door mijn hoofd gingen, brachten me in verwarring. 3 Ik gaf bevel alle wijzen van Babylonië bij me te brengen om me mijn droom uit te leggen. 4 De magiërs, bezweerders, Chaldeeën en waarzeggers kwamen, ik vertelde hun mijn droom, maar zij konden hem niet verklaren. 5 Ten slotte ontving ik Daniël, die de naam van mijn god Beltesassar draagt en in wie de geest van de heilige goden woont. En ik vertelde hem mijn droom: 6 ‘Beltesassar, eerste onder de magiërs, ik weet dat de geest van de heilige goden in u woont en dat u elk mysterie kunt ontraadselen. Zeg mij wat de visioenen betekenen die ik in mijn droom gezien heb. 7 Dit zijn de beelden die tijdens mijn slaap door mijn hoofd gingen: Ik zag een hoge boom in het midden van de aarde staan. 8 De boom werd groter en sterker, zijn kruin reikte tot aan de hemel en zijn kroon overspande de hele aarde. 9 Zijn bladeren waren prachtig, zijn vruchten overvloedig en hij bood voedsel aan allen. De dieren van het veld zochten zijn schaduw op, de vogels van de hemel nestelden in zijn takken, alles wat leeft werd door hem gevoed. 10 In de beelden die ik in mijn slaap voor me zag, daalde een wachter, een heilige engel, uit de hemel neer. 11 Hij riep met luide stem: “Vel de boom en kap zijn takken, stroop het gebladerte af en verstrooi zijn vruchten, opdat de dieren eronder vandaan vluchten en de vogels opvliegen van zijn takken. 12 Maar laat zijn wortelstronk in de aarde staan, in het jonge groen van het veld, aan een ketting van ijzer en brons. Laat hem vochtig worden van de dauw van de hemel, en laat hem het gras van de aarde delen met de dieren. 13 Zijn hart zal geen mensenhart meer zijn, een dierenhart zal hij krijgen; zeven jaren zullen zo voorbijgaan. 14 Dit vonnis is geveld door de wachters, dit oordeel is gesproken door de heilige engelen, opdat de levenden weten dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat: hij bepaalt wie het ambt krijgt toebedeeld, zelfs de laagste onder de mensen kan daartoe verheven worden.” (NBV)


We lezen vandaag een bijzonder verhaal. Nu eens niet van een Bijbelschrijver, een profeet of tenminste iemand die bij het volk Israël hoort maar een verhaal geschreven door een Heidense Koning. Die Koning was wel zeer onder de indruk van de God van Daniël maar had zich volgens dit verhaal zeker niet bekeerd tot de godsdienst die bij het aanhangen van die God behoorde. Hij bleef trouw aan zijn eigen goden en had de hoge bestuurder Daniël een nieuwe naam gegeven die de trouw aan zijn eigen god nog eens onderstreepte. Voor die Koning had die Daniël niet alleen twee namen maar ook contact met de twee goden wier geest kennelijk in hem woonde, voor de rest van het verhaal is dit niet onbelangrijk. De koning wil de daden van de hoogste God bekend maken. Maar wie in dit verhaal is die hoogste God? Voor Daniël de God van Israël, maar Daniël is ook genoemd naar Marduk de oppergod van Babel. Die Koning geloofd in vele goden en daarvan is er één de baas. In het boek van de Psalmen vindt je af en toe ook uitdrukkingen die doen vermoeden dat die opvatting over een veelgodendom ook binnen het volk Israël niet vreemd was.

Daar gaat het dan om de God van Israël als voorzitter van de raad van goden. Het bestaan van die andere goden wordt in de Bijbel ook vaak niet ontkend, maar het heeft geen zin ze te aanbidden of iets voor ze te doen want ze helpen de mensen niet, de mensen zijn er voor hen en zij zeker niet voor de mensen. Alleen de God van Israël komt voor mensen op, zeker als die mensen in verdrukking komen of onrecht wordt aangedaan. Dat mogen wij ons ook wel realiseren als we zien dat door economische belangen de zwaksten in onze eigen samenleving in de knel dreigen te komen. Wie aanbidden wij, het geld of de God van Israël? De Koning vertelt over een droom die hij had. En denk nu niet dat hij in de God van Israël geloofd omdat hij het over Engelen heeft die als wachters optreden. Dat was in de geschriften uit de tijd dat het boek Daniël werd samengesteld een heel gewoon beeld en past ook zeker wel bij het soort godsdienst dat de Koning zelf aanhing. Net als de boom een bekend symbool was voor een koninkrijk met alle vertakkingen die een groot rijk nu eenmaal kent.

Zelfs het Koninkrijk der Nederlanden strekt zich nog steeds uit tot de Caraïben. Maar het koninkrijk van deze Koning zal ten onder gaan en de Koning, nu eenmaal het hart van het Rijk, zal het gras met de dieren moeten delen. Het oordeel van de hoogste God, uitgevoerd door zijn dienaren. We hadden al eens eerder gelezen dat de Koning, hoe machtig hij ook was, zeer beducht was voor zijn positie. Die wankelde voortdurend. Daarom ging hij te rade bij Daniël die hem de droom zou kunnen uitleggen. Als de God van Israël inderdaad de enige is die opkomt voor de verdrukten en als je daar beducht voor moet zijn is het niet onverstandig daar ook bij te rade te gaan. Het verhaal van die God kennen we, dat staat in de Bijbel. Hoe die God wil dat we ons gedragen weten we ook, heb uw naaste lief als uzelf, wat we moeten doen wijst zich dan vanzelf, ook vandaag dus weer.

Plaats een reactie