Gord uw zwaard aan de heup

Psalm 45:1-8

1 Voor de koorleider. Op de wijs van De lelies. Van de Korachieten, een kunstig lied. Een liefdeslied. 2 In mijn hart wellen de juiste woorden op, mijn gedicht spreek ik uit voor de koning, mijn tong is de stift van een vaardige schrijver. 3 U bent de mooiste van alle mensen en lieflijkheid vloeit van uw lippen-God heeft u voor altijd gezegend. 4 Gord uw zwaard aan de heup, o held, het teken van uw majesteit en glorie. 5 Treed op in uw glorie en begin de strijd voor waarheid, deemoed en recht. Laat uw hand geduchte daden verrichten. 6 Uw pijlen zijn gescherpt en treffen de vijanden van de koning in het hart. Volken vallen dood voor u neer. 7 Uw troon is voor eeuwig en altijd, o god, de scepter van het recht is uw koningsscepter, 8 u hebt gerechtigheid lief en haat het kwaad. Daarom heeft God, uw God, u gezalfd met vreugdeolie, als geen van uw gelijken. (NBV)

Vandaag zingen we een loflied op een Koning. Welke koning precies weten we niet. Alleen dat het lied werd gezongen in de Tempel in Jeruzalem. Want volgens het opschrift is het lied bestemd voor het tempelkoor van de Korachieten, gezongen op de melodie van de “De Lelies”, een lied dat we overigens nooit hebben gekend. En de Tempel was het paleis van de Godkoning van Israël. En er staat nog wat boven, het is een liefdeslied, een lied van geliefden. Er worden in dit lied een man en een vrouw bezongen. Eerst natuurlijk de koning, gezalfd door God en prachtig uitgedost. Uiteindelijk wilde het volk een koning zoals de andere volken die ook hadden.

Ze kregen eerst Saul, toen David en daarna Salomo die schitterde van rijkdom. De beschrijving in deze Psalm doet denken aan de verhalen die worden verteld over de rijkdom van Salomo. Het is een merkwaardige Psalm. Het klinkt als een loflied op de Koning maar wie de taal van de Psalmen kent leest hier ook een loflied op de God van Israël. Nu had God het goed gevonden dat Israël een koning zou krijgen als dat maar een Koning naar Gods hart zou zijn. Dat betekent dat die Koning rechtvaardig zou zijn, beschermer van de weduwe en de wees en het verbond met de God van Israël centraal zou stellen.

Nu doet een Koning dat niet vanzelf. Een Koning laat zich vanzelf eren en bewonderd door het volk in een Gouden Koets of hoog te paard rondrijden. Daarom moet die Koning met enige regelmaat opgeroepen worden toch de zaken van de God van Israël centraal te stellen. Een feest is daarvoor een goede gelegenheid. Dat rijkszwaard wordt plechtig rondgedragen, maar de Psalm roept op dat zwaard in dienst te stellen van waarheid, deemoed en recht. Die Koning moet gerechtigheid liefhebben en het kwaad haten. En dat moeten wij dus ook, wij zijn immers een volk van Koningen en Priester.

Plaats een reactie