Dat zal de straf zijn

Zacharia 14:12-21

12 De volken die tegen Jeruzalem ten strijde zijn getrokken, zullen door de HEER worden getroffen met een afgrijselijke plaag: terwijl ze nog levend rondlopen zal hij hun vlees laten wegteren van hun botten, hun ogen laten wegrotten in hun kassen en hun tong laten wegrotten in hun mond. 13 De HEER zal op die dag zo’n paniek onder hen zaaien dat ze elkaar beetgrijpen en slaags raken. 14 Ook Juda zal zich mengen in de slag om Jeruzalem. De rijkdommen van de belagers zullen als buit bijeen worden gebracht: grote hoeveelheden goud, zilver en kostbare gewaden. 15 En alle dieren in het vijandelijke kamp, paarden, muildieren, kamelen en ezels, zullen door dezelfde plaag worden getroffen als de mensen. 16 De overlevenden van de volken die Jeruzalem hebben belaagd, zullen dan jaarlijks naar de stad komen om de HEER van de hemelse machten als koning te vereren en het Loofhuttenfeest te vieren. 17 En is er op aarde een volk dat niet naar Jeruzalem komt om de HEER van de hemelse machten als koning te vereren, dan zal er in dat land geen regen vallen. 18 Ook Egypte zal, wanneer zijn volk niet naar Jeruzalem komt, stellig worden getroffen door deze plaag, waarmee de HEER de volken straft die het Loofhuttenfeest niet komen vieren. 19 Dat zal de straf zijn voor Egypte en de andere volken die niet deelnemen aan het Loofhuttenfeest. 20 Als die tijd aanbreekt, zal zelfs op de bellen van de paarden gegraveerd staan: ‘Aan de HEER gewijd’. De kookpotten in de tempel zullen dienen als offerschalen voor het altaar. 21 Alle kookpotten in Jeruzalem en Juda zullen aan de HEER van de hemelse machten gewijd zijn; ieder die wil offeren, kan ze gebruiken om er zijn offer in te bereiden. Als die tijd aanbreekt, zullen er nooit meer handelaars zitten in de tempel van de HEER van de hemelse machten. (NBV)


Het slot van het boek van de profeet Zacharia. Je weet bijna niet wat je leest. Het gaat kennelijk over een plaag  waarbij van de mensen die er door getroffen wordt het vlees zal wegteren van hun botten, hun ogen wegrotten in hun kassen en hun tong in hun mond. Afschuwelijk, moeten we ons daardoor laten leiden? Is angst voor dit soort plagen dat wat ons drijft naar wat we “het geloof” zijn gaan noemen? Dan hebben we dit Bijbelgedeelte toch niet helemaal begrepen en zijn we misschien blijven steken in de beelden die we niet kennen maar waarbij we ons de meest gruwelijke voorstellingen kunnen maken. Het Bijbelgedeelte gaat over een feest waaraan iedereen mee kan doen. Het Loofhuttenfeest. Een oogstfeest aan het einde van de warme, hete en vooral droge zomer in Israël waarbij gebeden wordt om regen. Het is dan zo droog dat het land wel veranderd lijkt te zijn in een woestijn.

En die woestijn herinnert aan de Tora die in de woestijn werd ontvangen. De Tora die zegt dat je eerlijk moet delen en je naaste moet liefhebben als jezelf. Als herinnering aan de tocht door de woestijn gaat iedereen buiten wonen, op straat, in het veld en als er geen ruimte is op de hoek van het dak. Daar wordt de loofhut gebouwd, een hut van takken en stro. Daarmee verdwijnt ook het onderscheid tussen arm en rijk, want al dat soort hutten gaat al snel op elkaar lijken. In de hitte kun je je voorstellen dat als mensen niet met elkaar delen de honger en de dorst toeslaat. Wie de beelden heeft gezien van de zware hongersnoden die de Sahel in de loop van de jaren hebben getroffen zal de afschuwelijke beelden die Zacharia beschrijft gemakkelijk herkennen. Die beelden waren zo afschuwelijk dat de magere Ethiopiërs bijna spreekwoordelijk werden en veel mensen zelfs de Biafrakindertjes zich nog kunnen herinneren. Die hongerslachtoffers waren er niet zozeer omdat in hun land de mensen niet wilden delen maar omdat wij vergeten dat de hele wereld tot ons land hoort en dat al die mensen ook onze broeders en zusters zijn.

Daarom staat er ook dat zelfs Egypte zal moeten meedoen, daar waren ze niet afhankelijk van regen, maar wel van delen. We hebben dus nog steeds de plicht de voedselcrisis in de wereld op te lossen. En die voedselcrisis zal volgens de Bijbel een veel hogere prioriteit moeten hebben dan de crisis van de steenrijke bankdirecteuren en presidenten van grote ondernemingen. De coronacrisis herinnert ons nog eens aan het wereldwijde karakter van onze samenleving. Als we kerstfeest vieren zingen we over een kindje dat in een stal werd geboren. Zo’n stal verschilt niet zoveel van een loofhut. Ook dat kindje in de stal is een uitnodiging om samen te gaan delen, om stands en machtsverschil maar te laten voor wat het is en te zorgen dat de zwaksten en de minsten in de wereld mee kunnen komen en mee kunnen feesten, omdat er voor iedereen genoeg is. En er is pas voor iedereen genoeg als we bereid zijn met iedereen te delen. Gelukkig dat we er elke dag opnieuw mee kunnen beginnen, ook vandaag, vooruitlopend op het kerstfeest, als oefening.

Plaats een reactie