Ezechiël 18:21-32
Het is glashelder wat Ezechiël ons voorhoudt. Doe het goede of val dood. Iedereen die het goede doet zal leven en iedereen die het kwade doet kan doodvallen. En als je het kwade hebt gedaan en je hebt berouw en je wilt voortaan het goede doen? Dan kies je voor het leven en dan zal je leven. En als je altijd het goede hebt gedaan maar dat geef je op en je leeft voortaan alleen voor jezelf? Dan kun je doodvallen, dan ben je voor de gemeenschap, dus ook voor de gemeenschap van God met de mensen, van nul en generlei waarde. Zijn nu de goede mensen altijd goed en de kwade mensen altijd kwaad? Als je Ezechiël leest niet. Die roept iedereen op tot inkeer te komen en te leven. In kerktaal noemen we dat genade. Ook al doe je verkeerd, als je dat inziet en het voortaan anders wil gaan doen dan mag je weer mee doen, dan krijg je genade. Eigenlijk horen we dat in onze samenleving dan ook toe te passen. De doodstraf is daarbij helemaal uit de boze. Iemand aan wie de doodstraf is voltrokken kan immers nooit meer antwoorden op de oproep van Ezechiël tot inkeer te komen en te kiezen voor het leven. In ons land geldt dat ook een beetje voor een levenslange gevangenisstraf. Die is ook echt levenslang en alleen onder zeer bijzondere omstandigheden kan de Koningin gratie verlenen. Gratie is een ander woord voor genade. Er wordt nu gepleit om de rechter na verloop van tijd, een lange tijd, nog eens te laten kijken naar de rechtvaardigheid van een gevangenisstraf tot de dood er op volgt. Soms kan dat niet anders, maar vaker nog zeggen mensen als ze het individuele geval kennen dat genoeg genoeg is en dat als iemand lang gestraft is geweest en tot inkeer is gekomen de straf onmenselijk wordt. En als God vergeeft wie zijn wij dan om dat onmogelijk te maken. Bij een TBS is het al geregeld. Daar moet een rechter elke twee jaar een oordeel vellen over verlenging van de maatregel. Soms maken TBS gestelden het de rechter moeilijk door te vragen hen te laten zitten. Ze zijn tot het inzicht gekomen dat hun daden absoluut verkeerd waren maar zijn bang terug te vallen in hun oude fouten, de verleidingen niet te kunnen weerstaan en vragen om voortzetting van de bescherming. Het allermoeilijkst hebben het de mensen die na een afzienbare straf weer vrij komen en weer aan onze samenleving moeten deelnemen. In plaats van hen te waarderen om hun inkeer blijft onze samenleving hen de fouten uit het verleden nadragen. Zelfs half weg huizen, half weg tussen gevangenis en samenleving, als die van Exodus kunnen nauwelijks een plaats vinden in buurten en wijken. Daar wordt met veel professionele en vrijwillige hulp de nodige steun en begeleiding geboden. Maar onze samenleving kent maar weinig genade, weinig kansen op een nieuwe start. Eigenlijk vraagt Ezechiël ons dus vandaag ook eens na te gaan hoe het zit in onze gemeente met de acceptatie van Exodus en de arbeidsplaatsen voor ex-gedetineerden in het bedrijf waar we werken.