Nehemia 4:9-17
Er wordt nog al eens schamper gedaan over de soldaten die namens ons land in Afghanistan bezig zijn met de opbouw van een land dat al tientallen jaren verwoest wordt door oorlog en geweld. Ze vechten meer dan ze opbouwen wordt er gezegd. Dat zeiden ze ook van Nehemia en zijn bouwers aan de stad van de vrede Jeruzalem. Moet je eens proberen. De zware keien waarmee ze vroeger muren bouwden rond een stad te sjouwen en op hun plaats te leggen terwijl je een zwaard aan je heup hebt hangen. En dan niet zo’n licht aluminium zwaard maar zo’n zwaar ouderwets bronzen zwaard. Juist het doorgaan met de opbouw ondanks de dreiging maakt dat het succes heeft. En laten de bouwers zich daarmee regeren door de vijand? Natuurlijk niet. Ze gebruiken hun verstand en voorkomen schade door geweld. Ze voorkomen dat ze door geweld van hun doel zouden worden afgebracht door zich te bewapenen en dag en nacht door te gaan. Mannen, vrouwen, jong en oud allemaal voegden ze zich in het leger van bouwers dat Jeruzalem weer de status gaf die het tijdens David en Salomo had gehad. De status die het ontzegd werd door de bezetters, door de machtigen uit de omgeving. Wij doen dat anders. Wij laten ons het geweld overkomen doordat we vrijheid van meningsuiting verwarren met de vrijheid anderen te beledigen. Geen Islamiet heeft ooit ons volk aangevallen. Zelfs dat wij vierhonderd jaar geprobeerd hebben aanhangers van de Islam te bekeren tot het Christendom en in alle staatsuitingen in Indië de Christelijke godsdienst voorop hebben gezet is ons nimmer kwalijk genomen, heeft nooit in de geschiedenis op zich tot verzet of geweld geleid. Nu moeten we schijnbaar lijdzaam aanzien dat één parlementariër uit een onbegrepen angst voor het vreemde ons land schade aandoet door welbewust en vooropgezet de woede op te wekken met spot en hoon van het heiligste dat anderen hun leven bepaald. Wij vervolgen alleen het handvol radicale Islamieten wegens haatzaaien en laten criminelen die precies hetzelfde doen tegen Islamieten ongemoeid. Slappe oproepen tot redelijkheid zijn het enige. Ondanks vele tientallen aangiften bij justitie wegens discriminatie, godslastering, haatzaaien en rascisme volgt geen vervolging en zwijgt het parket van justitie en wordt geen klacht voorgelegd aan een onafhankelijke rechtbank. De Moslims in ons land wordt geen recht gedaan, daarmee worden alle gelovigen geen recht gedaan. De beledigingen die vandaag aan Moslims worden gedaan zullen morgen alle andere gelovigen treffen. Ook wij moeten kennelijk bouwen aan het rijk van God met het zwaard op de heup en dag en nacht waakzaam zijn. Onze regering laat immers de bedreigers van onze vrede hun gang gaan.