Matteüs 1:18-25
Terwijl in de kerken over de hele wereld het tweede hoofdstuk uit het Evangelie van Lucas wordt gelezen als het geboorteverhaal van Jezus van Nazareth lezen wij het verhaal zoals het opgetekend staat in het Evangelie van Mattheüs. Het is wat minder romantisch. Geen stal, geen herders, geen zingende engelen van vrede op aarde en in mensen een welbehagen. Integendeel, een verhaal dat irritatie en misverstanden oproept. Lucas laat er nog een engel aan te pas komen om Maria te vertellen dat ze een kind van God zal krijgen. Niks van dat al bij Mattheüs. Twijfel wordt er gezaaid over de afkomst van Jezus van Nazareth. Maria is een jonge vrouw die verloofd is met Jozef. En nog voor ze bij Jozef intrekt is ze al zwanger. En kennelijk is Jozef niet de vader, maar om er nu een uitgestoten vrouw van te maken ging ook Jozef kennelijk te ver. Want dat zou er zijn gebeurd als hij haar niet had getrouwd. Ze zou een overspelige vrouw zijn, met een kans zelfs om gestenigd te worden. Als ze in leven zou zijn gebleven was een bestaan als hoer haar meest waarschijnlijke toekomst. Hoe ze zwanger is geworden vermeld Mattheüs niet. In de vroege dagen van het Christendom ging wel het verhaal dat ze verkracht zou zijn door een Romeinse bezetter, maar de kerk heeft die lezing verworpen. De engel die in een droom aan Jozef verschijnt heeft het over een kind dat in liefde is ontvangen. De Geest van God is er aan te pas gekomen en God is immers liefde. Het verhaal zoals dat door Mattheüs is opgetekend heeft ook nog geleid tot een misverstand, of misschien zelfs een opzettelijke misleiding. Er staat in de vertalingen die we gebruiken, ook in de Nieuwe Bijbelvertaling, een citaat uit het boek van de Profeet Jesaja: “De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren” Daar is het sprookje van de maagdelijke geboorte vandaan gekomen, in het boek van de Profeet Jesaja staat in het Hebreeuws alleen dat er een jonge vrouw zal zijn die het aan zal durven een kind, een zoon, te krijgen. De profeet schrijft dat tijdens de belegering van Jeruzalem, als iedereen verstijft is van angst en geen toekomst meer ziet. Het lijkt op de dagen van Jozef en Maria. Dan een kind durven krijgen is een heldendaad, een verzet tegen uitzichtloosheid. Het is de uitdrukking van het geloof in een God die meetrekt, ook door de woestijn van het leven. Daar waar alles dor en dood lijkt brengt de liefde van die God, de Geest van die God, weer nieuw leven. Daarom wordt het kind genoemd naar de bevrijder van Israel: Jozua, die voerde het volk uit de woestijn naar het land overvloeiende van melk en honing. In het Grieks heet hij Jezus, en door de daad van Maria voert hij vanuit het duister van de bezetting naar de bevrijding van de armen. Daar zou hij zijn leven voor inzetten. Dat is waar Jozef en Maria mee zijn begonnen, ook volgens het verhaal van Mattheüs. En met die bevrijding van de armen mogen we nog steeds meedoen, ook vandaag.