Psalm 67
Vandaag beginnen we het nieuwe jaar met het dagelijks leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap met het lezen van een kleine psalm uit het boek van de Psalmen. Een psalm die bij de harp werd gezongen, tegenwoordig zou je zo’n liedje bij een gitaar zingen, misschien wel in een café, in elk geval in een ruimte waar rust heerst en mensen bij elkaar komen voor plezier met elkaar en voor vrede en rust. Het lied begint met een gebed om genade en zegen. Al die dingen die tegen de Weg van recht en gerechtigheid in gaan, die de vrede tussen mensen verstoren, moeten ons nu maar vergeven worden, ze waren niet zo bedoeld en we hebben er spijt van. Wat we willen is dat we gezegende mensen zijn, dat er goeds van ons uitgaat, dat we vredestichters zijn en oog hebben voor de minsten op onze weg.
Waarom een dergelijk gebed? Opdat we zelf behouden of gered zouden worden? De dichter van de psalm zou raar opkijken als hem dat gevraagd zou worden. Wat nu, het gaat niet om de dichter, of om de zanger, of om de speler op de snaren. Het gaat er om dat men op de aarde de weg van de God van Israël leert kennen, in heel de wereld de reddende kracht van de God van Israël, die volken redt van onderdrukking en geweld, die zijn volk uitgeleid heeft uit de slavernij, die vrede brengt en recht en gerechtigheid klaar heeft voor alle volken. Het gaat dus om de volken op de aarde, hoe die geregeerd worden, hoe die het bestuur van de God van Israël aanvaarden. Het gebedsliedje is een politiek manifest geworden. Want politiek is de manier waarop gemeenschappen van mensen bestuurd worden, om te beginnen de polis, de stad waarin je woont.
Wie deze kleine psalm durft te zingen neemt nogal wat op zich. De zegen die je voor jezelf vraagt is bedoeld om alle volken God te laten loven. Is daar reden toe? Als het lukt wel! De aarde heeft een rijke oogst gegeven, ook vandaag de dag hebben geleerden uitgerekend dat er meer dan genoeg voedsel verbouwd wordt om iedereen te behoeden voor honger en hongerdood. We verdelen dat voedsel alleen op een heel verkeerde manier. Willen we dat God ons blijft zegenen, dat men ontzag voor die God heeft tot aan de uiteinden der aarde dan zullen we dit jaar er voor moeten zorgen dat de verdeling van voedsel over de wereld zo wordt dat er niemand meer van honger sterft. Doen we dat niet, bidden we om eigen redding, om het heil voor ons persoonlijk, dan zijn we huichelaars en wacht vervloeking ons, maar als we de Weg van de God van Israël zichtbaar weten te maken en als we dat samen doen met allen die er in durven geloven dan zal dit jaar zegen brengen voor alle mensen op de hele bewoonde wereld, aan de slag dus.