Psalm 51
We zingen vandaag mee met Koning David in een lied dat hij zong toen hij met Batseba geslapen had en daarover door Nathan de profeet was onderhouden. Hij kreeg van Nathan fors op zijn kop. Maar na elke rouwperiode komt vreugde. Ook de Psalm van vandaag zingt daarin mee. Het was natuurlijk niet netjes van de rijke David om voor zijn genot de vrouw van de arme buurman te nemen. Dat klopte van geen kant. De profeet had de prachtige gelijkenis verteld van de rijke man die zijn omvangrijke kudde niet wilde verkleinen om een gast te eten te geven, maar het enige lam van zijn buurman liet slachten. David zingt dat hij het eindelijk snapt en dat hij een zuiver hart en een nieuwe geest nodig heeft om de Liefde voor de mensen, de liefde voor zijn volk, tot uitgangspunt voor zijn leven te maken.
De meeste mensen blijven hun hele leven houden van de muziek die ze in hun vroege pubertijd leuk hebben gevonden. Natuurlijk maken ze een ontwikkeling door in hun smaak, maar als ze de muziek horen die ze tussen hun 12de en hun 16de mooi vonden dan verschijnt er een glimlach op hun gezicht en vragen ze vaak of het even stil kan zijn. Het is de vreugde van vroeger waar je heel je leven naar kan blijven verlangen. Zo verlangen we ook graag naar de geborgenheid uit onze jeugd. De tijd dat vader en moeder nog de regels stelden en ons grootbrachten tot vrijheid. Langzaam mocht je meer maar je wist dat je je steeds moest verantwoorden en dat handelen op eigen houtje zou worden afgestraft. Gehoorzaamheid werd beloond met lekker eten, schone kleren een warme kachel en af en toe wat langer opblijven.
Maar in het leven gaat het om andere zaken. Het verlangen naar geborgenheid is goed maar daar moet je zelf aan werken. De Psalmist vraagt ook niet om terug te mogen keren naar de tijd dat er zelf niets meer te beslissen viel, maar de Psalmist wil terug naar de tijd voor het verdriet. Het bittere lot dat hij de echtgenoot van Bathseba heeft aangedaan. Deze psalm is immers geschreven nadat David op zijn vingers was getikt. Hij wil weer terug naar de tijd dat hij zelf aan anderen gerechtigheid leerde, bevrijd van angst voor de dreigende dood. David had voor hij koning was getoond niet bang te zijn voor de dood. Hij spaarde het leven van Saul, de koning die naar hem op jacht was, omdat het doden van een medemens, een broeder, buiten de orde voor hem was. Gerechtigheid daar gaat het dus om. Niet om uiterlijk religieus vertoon maar om het centraal stellen van de Wet van Liefde. Om het centraal stellen van Samen Delen, om het verheffen van de armen. Jezelf durven opofferen voor de ander.
Daar zullen we in de samenleving aan moeten werken. David was een Koning, dat wat David aan gerechtigheid wilde brengen was niet voor zijn kerkgenootschap, niet voor zijn medegelovigen, maar voor zijn land, het Koninkrijk Israƫl. Zo moeten wij aan ons land ook de vragen moeten durven stellen.Worden de voedselbanken overbodig? Komen er eerlijke handelsverhoudingen met de arme landen? Leren we van de leugens die ons de oorlog in Irak inlokten? Geven we kinderen met gelijke capaciteiten ook gelijke kansen? Het zijn maar een paar vragen waar we antwoorden op mogen verwachten, antwoorden niet in de vorm van woorden maar in de vorm van de daden van Liefde die lijken op de daden van onze vaders en moeders, die ons doen gaan denken aan de vreugde van vroeger. Daar mogen we elke dag opnieuw aan werken, ook vandaag weer.