Matteüs 6:7-15
Het “Onze Vader” is het gebed dat over heel de wereld al eeuwen lang het meest gebeden gebed is. Het is het enige gebed waarvan de woorden ons in het Evangelie zelf zijn gegeven. Wie in zijn leven een aantal jaren lang regelmatig kerkganger was kan het altijd hardop meebidden en op christelijke scholen moesten de kinderen het altijd uit hun hoofd leren. Zelfs als in de kerstnacht de kerk vol zit met mensen die maar één keer per jaar in de kerk komen dan nog hoor je de hele gemeente dit gebed meebidden. Het werd gegeven, zo hebben we kunnen lezen, als tegenstelling met al die bidders die met veel woorden. het liefst in het openbaar, graag laten horen hoe mooi ze wel niet kunnen bidden. Dit gebed hoort in de binnenste binnenkamer en dan is het genoeg. Dat samen bidden in de Kerk is daarvoor niet meer dan een oefening. Wat vraag je eigenlijk met dit gebed? Als je goed leest is het enige dat je voor jezelf vraagt het brood dat je voor een dag nodig hebt. De meeste armen op de wereld durven ook niet op veel meer te hopen, als je het brood voor één dag hebt kunnen krijgen dan leef je weer een dag verder. Het dagelijks brood moet je er daarom ook bewust van maken hoezeer veel mensen het nodig hebben dat je deelt van alles wat je meer gegeven is dan het brood voor de dag. Want het gebed begint met de wens dat Gods koninkrijk zal komen, eigenlijk dat Gods Naam: “ik zal er zijn” het belangrijkste op aarde zal zijn en dat de wil van God zal gebeuren, dus dat we allemaal onze naaste lief zullen hebben als onszelf. En als we dan het brood gekregen hebben dat we nodig hebben dan moeten we zelf iets gaan doen. Schulden vergeven. Meestal wordt hier gezegd dat je mensen moet vergeven die je iets kwaad hebben gedaan, maar het staat er niet. De armsten in de wereld zijn zij die grote schulden aan het rijke westen hebben. Wij hebben het zo rijk, wij hebben zoveel brood gekregen, dat we geen schulden meer hebben, of ons die schulden gemakkelijk kunnen veroorloven. Maar nu het vergeven van hen die ons iets schuldig zijn. Het kwijtschelden van schulden van arme landen is wel een paar keer een beetje gebeurd maar blijft een moeilijke zaak. Ook in onze samenleving blijft het moeilijk mensen te beschermen tegen het al te gemakkelijk aangaan van leningen. Niet lenen is het begin van het vergeven van hen die ons iets schuldig zijn. Niet meedoen zet de toon voor een andere manier van leven, een manier die de armen ten goede kan komen. Maar de verleiding, of beproeving is groot, wees je dus bewust van de kwade gevolgen ook voor anderen van je eigen gewoonten. Of waarschuwingen in advertenties voor leningen voldoende bescherming bieden moet nog maar blijken. In elk geval is het stellen van voorbeelden, “ik leen niet ik spaar”, een betere weg. Dan pas kun je de misstappen van anderen vergeven. En dat vergeven van het kwaad dat je is aangedaan? Ga daar niet te gemakkelijk mee om. Kwaad is pas te vergeven als het kwaad is uitgebannen, zorg dus dat mensen dat kwaad niet meer doen, zonder er zelf kwaad tegenover te stellen maar door er goed tegenover te stellen, dat is pas vergeven.Gelukkig dat we er elke dag weer opnieuw mee mogen beginnen, elke keer als we bidden om ons dagelijks brood, ook vandaag mag dat weer.