Matteüs 5:37-48
De manier waarop je kwaad zou kunnen bestrijden volgens Jezus van Nazareth, zoals we in het gedeelte van vandaag lezen, noemt men ook wel het kwade verdrijven door het goede te doen, of vurige kolen stapelen op je tegenstander door voortdurend het goede voor die tegenstander te blijven doen. We zijn zo gemakkelijk bereid kwaad met kwaad te bestrijden. Wordt er een kerk in brand gestoken, moeten er sancties volgen en sluiting van moskeeën. Maar dat je dan een andere kerk kunt openstellen voor je tegenstanders komt bij haast niemand op, bij Jezus van Nazareth dus. Dat je je vijanden lief moet hebben is een meer dan bekende opvatting van Jezus van Nazareth. Uiteindelijk zijn je vijanden ook je naasten, sterker nog, je broeders en zusters. Dat het gekoppeld is aan het bidden voor wie je vervolgen is wellicht minder bekend. Bidden is niet dat je die vervolgers met je handen gevouwen en je ogen dicht onder de aandacht van God moet brengen door ze hardop te noemen of sterk aan ze te denken. Bidden betekent in dit geval er alles aan te doen hen op de weg van het goede te brengen. Dat is heel wat moeilijker dan alleen hen lief te hebben die jou ook liefhebben of te bidden voor het leed dat je eigen verwanten overkomt. Nee, als we geloven dat God wil dat iedereen mee gaat doen in het Koninkrijk van God, wie zijn wij dan dat we daar mensen van uit zouden sluiten? Als God die anderen wil, waarom zouden wij ze dan ook niet liefhebben is de boodschap van dit stukje uit de Bijbel. In moderne termen heet dit inclusief denken. Altijd proberen in je denken en handelen ook anderen in te sluiten. Wie zo doet is altijd sterker dan de tegenstander, blijft altijd de baas over het kwade, wordt nooit als de geweldgebruiker. Het gaat er om het andere, het bijzondere te blijven zien in de Weg die Jezus van Nazareth heeft gezien. Opkomen voor geestverwanten, voor je eigen volk, eerst Gouda en dan Kunduz zoals een politicus zei, is heidens, dat doet iedereen, daarvoor hoef je niet te geloven. Maar de armen eerst zetten. Eerst Afghanistan en dan Wassenaar, dat is bijzonder. Goede en slechte mensen doen daarbij in gelijke mate mee. Dat is al helemaal bijzonder in ons denken. We geven ook ontwikkelingshulp aan slechte mensen, we zorgen ook voor dieven en moordenaars. Maar we proberen voortdurend dat kwade te benoemen en er het goede tegenover te stellen. We lopen niet weg voor het kwade, we veroordelen mensen niet en laten ze barsten, maar we proberen iedere keer weer mensen mee te krijgen in het opbouwen van die wereld waar alle tranen gedroogd zijn en waar aan iedereen recht wordt gedaan, het Koninkrijk van God. Gelukkig maar dat we daar elke dag weer opnieuw mee mogen beginnen, ook vandaag weer.