Sefanja 3:9-20
“Door het vuur van mijn woede vergaat heel de aarde” was de laatste regel van het lied dat we gisteren lazen. Maar dat is niet de laatste regel die van dit lied van Sefanja in de Bijbel staat. Vandaag lezen we het tweede deel dat onlosmakelijk bij het eerste deel hoort. Gaat het in het eerste deel over de kansen die we krijgen om die verwoesting van de aarde te ontlopen, vandaag gaat het over de aarde zoals die zal ontstaan als we die kansen ook grijpen. Dan klinken niet meer de namen van de afgoden, dan wordt er niet meer geroepen om winst en profijt. Dan klinkt alleen de naam de van God van Israël, die er zijn zal zoals hij er zal zijn. Nubië, of Ethiopië zoals vroeger werd vertaald, of Koesj zoals het in het Hebreeuws heette, was het land aan de rand van de aarde, verder kon je niet gaan en vanaf die uiterste rand van de wereld komen de mensen om mee te delen van het goede aan hen die het nodig hebben. Want de offergaven aan de God van Israël zijn de goede daden die je doet voor de minste van zijn kinderen, de minste van de mensen op aarde. Mooi is natuurlijk dat er geen scheiding wordt gemaakt tussen brave mensen die nooit iets verkeerd deden en mensen die alleen voor zichzelf hadden geleefd, niemand hoeft zich meer te schamen voor de verkeerde dingen die gedaan zijn, voor de keren dat je de armen voorbij bent gelopen, dat je je eigen plezier belangrijker vond dan het lot van de hongerigen. Aan het eind van de ballingschap zijn er in Jeruzalem alleen nog slachtoffers van bezetting en ballingschap te vinden. Maar het zijn dan wel de mensen die weer weet hebben van het heb Uw naaste lief als Uzelf en dat in de praktijk brengen. Dat zijn de mensen waar het goede van uit gaat en die daardoor niets meer te vrezen hebben. Daar mag in de Tempel over gezongen worden, want die Tempel staat op de berg Sion in het midden van Jeruzalem. Dan breekt de bevrijding aan van armoede, onderdrukking en geweld, dan wordt er gedanst in de straten zoals in onze dagen gedanst wordt in de straten van steden waar de mensen hun dictators hebben verjaagd om opnieuw te beginnen met een echte rechtvaardige samenleving. Juist die armen waar iedereen in de wereld op neerkijkt, waar je geen militaire bondgenootschappen mee kunt sluiten, waar je geen handel mee kunt drijven omdat ze er te arm voor zijn, zullen bewondering en respect afdwingen. Hun idealen van recht en rechtvaardigheid, van vrijheid en eerlijkheid zullen respect afdwingen en navolging krijgen. Wij zijn het zelf die het mogen navolgen, elke dag weer opnieuw, zeker ook vandaag als we er weer op uit gaan om hongerigen te voeden en naakten te kleden. Vandaag zullen we het weer mogen zien.