Zwak staan in het geloof

Romeinen 14:1-12

1 Aanvaard degenen die zwak staan in het geloof, ontvang hen zonder hun opvattingen te bestrijden. 2 De een gelooft dat hij alles mag eten, maar iemand met een zwak geloof eet alleen groenten. 3 Wie alles eet mag niet neerzien op iemand die dat niet doet, en wie niet alles eet mag geen oordeel vellen over iemand die dat wel doet, want God heeft hem aanvaard. 4 Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander? Of het wel of niet goed is wat hij doet, bepaalt alleen zijn eigen heer-en hij zal het goed blijven doen, want de Heer heeft de macht hem te laten volharden. 5 De een beschouwt bepaalde dagen als een feestdag, voor de ander zijn alle dagen gelijk. Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen. 6 Wie een feestdag viert, doet dat om de Heer te eren; wie alles eet, doet dat om de Heer te eren, en hij dankt God voor zijn voedsel. Wie iets niet wil eten, laat het staan om de Heer te eren, en ook hij dankt God. 7 Niemand van ons leeft voor zichzelf, en niemand van ons sterft voor zichzelf. 8 Zolang wij leven, leven we voor de Heer; en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, wij zijn van de Heer. 9 Immers, Christus is gestorven en weer tot leven gekomen om te heersen over de doden en de levenden. 10 Wie bent u dat u een oordeel velt over uw broeder of zuster? Wie bent u dat u neerziet op uw broeder of zuster? Wij allen zullen voor Gods rechterstoel komen te staan, 11 want er staat geschreven: ‘Zo waar Ik leef-zegt de Heer-,voor Mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God loven.’12 Ieder van ons zal dus over zichzelf verantwoording tegenover God moeten afleggen. (NBV21)

Elk jaar houden veel kerken de gebedsweek voor de eenheid van de Christenen en zelfs binnen de PKN kennen we eigenlijk niet zoveel eenheid. Zelfs in de grote Roomse Kerk zijn er veel verschillen en moeten er van tijd tot tijd mensen het zwijgen opgelegd worden om de verschillen niet al te groot te laten worden. In de Protestantse Kerken gaan de splitsingen nog door. De Romeinen aan wie Paulus deze brief schreef kenden heel andere verschillen dan wij en uit die verschillen kwamen gemakkelijk conflicten voort. In het jaar 46 waren de Joden uit de stad Rome verdreven, ook de Joden die Christen geworden waren. In het jaar 54 mochten ze weer terugkeren. De Heidenen die Christen waren geworden hadden zich inmiddels tot een hechte gemeenschap ontwikkeld.

Zo waren er groepen Christenen die omwille van hun geloof het een en ander hadden meegemaakt maar die grote verschillen in handelen hadden. De Joodse spijswetten werden soms wel en soms niet gevolgd, de Joodse feestdagen werden soms wel en soms niet gevolgd en soms werden ook Romeinse feestdagen gevierd.  Paulus wijst er op dat om te beginnen elke gelovige zich moet afvragen of wat hij of zij doet overeenkomt met wat God vraagt en dat je een ander daar niet op mag beoordelen. Samen sta je maar voor één ding en dat is de naaste lief te hebben als jezelf, zorgen voor de minsten en de zwaksten in de samenleving. Daarbij zijn vraagstukken over wat je eet of welke feestdagen je viert van zeer ondergeschikt belang. In onze dagen mag je zeggen dat ook vaak de taal die je gebruikt als je het hebt over Bijbelse zaken ondergeschikt zou moeten zijn aan de gezamenlijke verantwoording voor bijvoorbeeld onze Palestijnse broeders, of de daklozen, of de hoeren in de stad. Zelfs wat we zingen kan een bron van conflict zijn.

Na het verschijnen van het Nieuwe Liedboek in 2013 voor zeven kerkgenootschappen zijn er nog minstens drie bundels verschenen om alle stromingen te bedienen. Uit het Bijbelgedeelte van vandaag leren we dat we elkaar niet alleen moeten zien te verdragen maar moeten zorgen voor de zwaksten. Zo gaat het er niet om mensen te bekeren maar, is het stoppen van sekstoerisme naar Thailand en onze bijdragen aan ander onrecht veel belangrijker. Daartoe mensen in beweging krijgen brengt ze al bijna op de Weg van Jezus van Nazareth. De stap naar de echte Weg is dan nog maar klein. Dat geldt voor al het goede dat we kunnen doen om het kwade te bestrijden. We stapelen vurige kolen op hoofden en of we dan op zondagmiddag naar het voetbal gaan kijken doet volstrekt niet ter zake. We nemen elkaar vaak zo de maat dat we vergeten dat God ons de maat neemt en dat wij moeten zorgen dat Gods maat voor de armen gaat werken. Maar elke dag mogen we daar weer opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.

Plaats een reactie