Psalm 35:1-10
1 Van David. Bestrijd, HEER, wie mij bestrijden, vecht tegen wie mij bevechten, 2 wapen u, grijp het schild, sta op om mij te helpen! 3 Zwaai met uw speer en strijdbijl en werp ze naar mijn achtervolgers. Zeg tegen mij: ‘Ik ben het die je redt.’ 4 Dat beschaamd en vernederd worden wie mij naar het leven staan, dat eerloos terugdeinzen wie mij kwaad willen doen. 5 Laat hen verwaaien als kaf in de wind wanneer de engel van de HEER hen opjaagt, 6 laat hun weg donker en glad zijn wanneer de engel van de HEER hen vervolgt. 7 Zonder reden hebben ze een net gespannen, zonder reden een kuil voor mij gegraven. 8 Laat hen ten onder gaan voor zij het weten, verstrikt raken in hun eigen netten en zelf de ondergang tegemoet gaan. 9 Dan zal ik juichen om de HEER, mij verheugen over de redding die Hij brengt. 10 Uit de grond van mijn hart zal ik zeggen: ‘HEER, wie is aan U gelijk? U bevrijdt de zwakken van hun onderdrukkers, de zwakken en de armen van hun uitbuiters.’ (NBV21)
De oproep die hier boven staat is gericht aan de God van Israël. Het lied dat we vandaag met de kerk meezingen begint er mee. En wat is dat voor slap gedoe, kun je zelf niet meer vechten? De Psalm wordt aan David toegeschreven, komt in elk geval uit een bundel liederen die bij de Tempel werden gezongen en de titel David droeg. En die koning David was een geduchte vechtersbaas, terwijl de koning van zijn dagen de vijanden per duizenden versloeg deed David dat per tienduizenden. Toch vraagt die David aan zijn God om zijn vijanden te bestrijden. Dat is niet zo vreemd als het lijkt. Volgens het verhaal dat in de Bijbel over David wordt verteld heeft hij weet van het verbond dat de God van Israël met zijn volk heeft gesloten. Bij dat verbond horen de richtlijnen voor de menselijke samenleving en de hoofdlijnen daarvan stonden op stenen platen.
Wat daar stond klinkt tot op vandaag door in onze wereld. “Gij zult niet doden” is een overbekende richtlijn en hoe kun je je vijanden bestrijden als je niet doden mag. David heeft in zijn leven ondervonden dat je soms vaker je vijanden moet doden dan je lief is. Zelfs al zou je niet geloven in de God van Israël dan dood je toch niet iedereen die je voor de voeten loopt. Iedereen die het niet met jou eens is. Iedereen waardoor jij je bedreigd voelt. Er zijn mensen die dat recht in eigen hand nemen. Zo voelde iemand zich bedreigd door Pim Fortuijn en schoot hem dood. Dat is in onze samenleving gelukkig een zwaar misdrijf. Wij hebben wetten en regels om opvattingen te bestrijden en het tot gelding brengen van volgens ons foute opvattingen te voorkomen.
Dat systeem werkt niet altijd feilloos, het is immers ook maar een menselijk bouwsel, maar het is wel het enige dat we hebben en dat we dus moeten koesteren. Daarom is die moordenaar ook onderworpen aan de regels van het strafrecht en volgens die regels door een rechter veroordeeld tot de straf die hij gekregen heeft. Daarom moet die straf ook uitgevoerd worden volgens de regels die er voor staan, juist omdat die moord zo verkeerd was. Afwijken van die regels omdat je het niet met de moordenaar eens bent brengt je op hetzelfde verkeerde spoor als die moordenaar heeft bewandeld. Ook in conflicten tussen landen en volken kan dat gebeuren. Een bloedige aanslag door de ene partij zou eigenlijk niet moeten uitmonden in een evengrote of nog grotere afslachting van mensen door de andere partij.