Openbaring 18:1-8
1 Hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen. Hij had groot gezag en zijn luister verlichtte de aarde. 2 Met een krachtige stem riep hij: ‘Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad! Ze is een woonplaats voor demonen geworden, ze biedt onderdak aan elke onreine geest, elke onreine vogel en elk onrein, afschuwelijk dier. 3 Alle volken hebben door haar ontucht de wijn van haar wellust gedronken, de koningen op aarde hebben ontucht met haar gepleegd en de handelaars op aarde zijn van haar overvloedige weelde rijk geworden.’ 4 Toen hoorde ik een andere stem uit de hemel zeggen: ‘Ga weg uit die stad, mijn volk, zodat je geen deel hebt aan haar zonden en ontkomt aan de plagen die haar zullen treffen. 5 Want haar zonden reiken tot aan de hemel en God zal haar onrecht vergelden. 6 Doe met haar wat zij met anderen deed, ja, laat haar dubbel boeten. Laat haar het dubbele drinken uit de beker waaruit zij anderen te drinken gaf. 7 Geef haar net zo veel pijn en rouw te dragen als zij zich luister en overvloed heeft gegund. Ze zegt bij zichzelf: Ik zit hier als een koningin, niet als een arme weduwe. Voor mij geen rouw! 8 Daarom zullen alle plagen haar op één dag treffen: dodelijke ziekte, rouw en hongersnood, en ze zal in vlammen opgaan. Want God, de Heer, die dat vonnis heeft geveld, is machtig. (NBV21)
De eerste lezers van het boek Openbaring zullen de wenkbrauwen gefronst hebben toen ze aan hoofdstuk 18 begonnen. Gevallen is Babylon klinkt het uit de mond van een boodschapper van de God van Israël. Maar Johannes bedoelde met Babylon toch Rome? Zou voor God de val van Rome al vaststaan? Is die voor de machtige keizers met hun onoverwinnelijke legers onontkoombaar? Dat Rome een woonplaats voor boze geesten is geworden klopt wel. Dat elke onreine geest, elke onreine vogel en elk onrein of afschuwelijk dier daar onderdak krijgt klinkt misschien wat overdreven maar als het om die dieren gaat dan verzamelden Keizers dierentuinen vol om zich aan het volk te kunnen tonen als de Heer van de hele bewoonde wereld.
Aan die praalzucht en hoogmoed hebben veel mensen een hoop geld verdient. In de dagen van Johannes van Patmos was het niet anders als nu. Alleen hadden ze geen ING die hielp de verdiensten wit te wassen of banken met een zo groot bankgeheim dat elke dictator op de wereld er zijn gestolen miljoenen kan parkeren. Maar het neemt niet weg dat iedereen tegen Rome op keek en dat er veel steden waren die hun best deden te gaan lijken op Rome. Misschien met net wat kleinere tempels, een niet zo’n grote arena, maar wel met een uitstraling die een echte Romeinse stad behoorde te hebben.
Maar naast die onreine geesten en afschuwelijke beesten was er in Rome toch ook een gemeente van Christenen? Die werden daar wel vervolgd maar ze hielden hardnekkig stand. Johannes erkent ze en roept ze op om weg te gaan, zoals eens Lot met zijn familie Sodom verliet omdat daar nog geen vijf rechtvaardigen konden worden gevonden. Dat God het onrecht door Rome gedaan zal vergelden staat vast. En die vergelding zal passen bij de grote en het belang van Rome, het zal een dubbele vergelding zijn. Maar Johannes heeft ook een troost voor de gemeente, het zal niet lang duren, alle plagen breken op één dag uit. Dat je dus weg moet wezen daar waar het kwaad geschiet geldt dus ook voor ons. Als het de gewoonte wordt om in Nederland geboren kinderen te deporteren naar voor hen vreemde landen wordt het tijd om weg te wezen, afstand te nemen van de boosdoeners.