Openbaring 6:9-17
9 Toen het lam het vijfde zegel verbrak, zag ik aan de voet van het altaar de zielen van al degenen die geslacht waren omdat ze over God hadden gesproken en vanwege hun getuigenis. 10 Ze riepen luid: ‘O heilige en betrouwbare Heer, wanneer zult U de mensen die op aarde leven eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?’ 11 Ieder van hen kreeg witte kleren. Verder werd hun gezegd nog een korte tijd geduld te hebben, totdat het aantal dienaren compleet zou zijn: zij en hun broeders en zusters die net als zij gedood zouden worden. 12 Ik zag, toen het zesde zegel verbroken werd, hoe er een zware aardbeving kwam. De zon werd zwart als een rouwkleed en de maan werd bloedrood. 13 De sterren vielen op de aarde, zoals late vijgen die door een stormwind van de boom worden gerukt. 14 De hemel scheurde los en rolde zich als een boekrol op. Geen berg of eiland bleef op zijn plaats. 15 Koningen, machthebbers, legeraanvoerders, rijken, aanzienlijken, slaven en vrije mensen, iedereen trachtte zich te verbergen in grotten en tussen de rotsen in de bergen. 16 Ze riepen de bergen en de rotsen toe: ‘Val op ons neer! Verberg ons voor het oog van Hem die op de troon zit en voor de toorn van het lam! 17 Want nu is de grote dag van hun toorn (NBV21)
Johannes had een mooie toekomst geschilderd. Het Romeinse Rijk was dus niet zo onoverwinnelijk en onkwetsbaar als je zou denken op grond van de vele overwinningen die er waren geweest. Het zou eens afgelopen zijn met dat Rijk. Maar hoeveel slachtoffers zouden er nog moeten vallen? Er waren er al zoveel geweest. Johannes zal om zich heen gekeken hebben op Patmos waar in de mijnen nog dagelijks gevangenen stierven. Johannes kende natuurlijk de verhalen over de opstand die geleid had tot de verwoesting van de Tempel. In die opstand waren ook toen al vele onschuldige burgers gestorven, afgeslacht in het geweld dat een opstand met zich meebrengt. Johannes kende ook de vervolgingen van Christenen die overal in het rijk oplaaiden. Hij kende ook de opvatting dat er een opstanding van de doden zou zijn en dat de misdadigers gestraft zouden worden. Was Jezus van Nazareth niet de eerste die was opgestaan uit de doden?
In de Tempel die Johannes nog in de hemel zag maar die weer op aarde zou komen werden de doden bewaard die zouden opstaan en aan wie recht zou worden gedaan. Hoe? Dat was onbekend, in het Hebreeuws was er geen woord voor, volgens Prediker zou de adem die het leven gaf aan mensen weer terugkeren naar God. De Grieken hadden er wel een woord voor, de ziel maar volgens de Joden was die ziel alleen van toepassing als het lijk van een mens nog geïdentificeerd kon worden. Johannes neemt hier maar aan dat de doden die op de opstanding wachten gekend zijn, hen zal recht worden gedaan. Maar het is nog niet zover, er moeten nog meer slachtoffers vallen, er zullen nog meer slachtoffers vallen. Johannes herinnert de mensen aan de uitroepen in het Oude Testament, aan de Psalmen die ze gezongen hadden en die ook al gezongen hadden van hoe lang het lijden van mensen nog zou moeten duren.
Wat we in elk geval ook nog zullen meemaken zijn de natuurrampen die we overal zien. En natuurrampen zijn vaak verre te verkiezen boven oorlogen en opstanden. Dat is zelfs vandaag de dag nog zo. De roep van hoe lang nog lijkt te verstommen met het verdwijnen van het geloof in de God van Israël. Mensen zijn zelf verantwoordelijk klinkt het dan. Maar juist de gelovigen, mensen die er van overtuigd zijn dat een aarde zonder oorlog en geweld mogelijk is, verzetten zich het hardst tegen oorlog en geweld. Het zijn geen natuurrampen, oorlog wordt gevoerd door mensen en als er niemand naar de oorlog gaat is het vrede. Oorlog wordt gevoerd met wapens en als er niemand is die wapens maakt kan er geen oorlog worden gevoerd. De roep van hoe lang nog zal het duren zet mensen op het spoor van hun eigen verantwoordelijkheid, van hun eigen aandeel in het voortduren van oorlog en geweld. Daarvoor is het geloof van Johannes nodig, het geloof dat er een aarde komt waar de God van Israël zal willen wonen, waar leed en ellende voorbij is. Elke dag mogen we die aarde dichterbij brengen door ons te verzetten tegen oorlog en geweld en onze naaste lief te hebben als onszelf, ook vandaag mag dat weer.