Psalm 119:73-80
73 Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, schenk mij inzicht, dan leer ik uw geboden. 74 Wie U vrezen zien mij met blijdschap, in uw woord heb ik mijn hoop gesteld. 75 Ik weet het, HEER, uw voorschriften zijn rechtvaardig, en U vernederde mij in uw trouw. 76 Moge uw liefde mij vertroosten, zoals U aan uw dienaar hebt beloofd. 77 Heb mededogen met mij, en ik zal leven, uw wet verheugt mij. 78 Laat de hoogmoedigen beschaamd staan, zij doen mij kwaad met hun leugens, maar ik overdenk uw regels. 79 Laat mijn vriend zijn wie U vreest en uw richtlijnen kent. 80 Laat mij volmaakt naar uw wetten leven, dan zal ik niet beschaamd staan. (NBV21)
Psalm 119 is een loflied op de Thora. Dan lees je in Nederlandse vertalingen dus graag over voorschriften, over de Wet maar vandaag gaat het over inzicht, zeg maar de Wijsheid die je ook in de boeken Spreuken en Prediker tegenkomt. Alleen in de vrije bewerking van het gedeelte van vandaag door Huub Oosterhuis komen termen als voorschriften en geboden niet voor. Dat komt omdat in onze samenleving het Romeinse Recht geldt. Iedereen moet zich altijd onder alle omstandigheden op dezelfde manier aan de geldende rechtsregels houden. Of het handelen van burgers goed of fout is wordt door onafhankelijke rechters beoordeeld. Hun uitspraken geven een interpretatie van de rechtsregels en leveren daarin ook weer nieuwe rechtsregels op. De Thora, de leer van Mozes zoals deze van de God van Israël heeft gekregen, staat daar haaks op. In Psalm 119 wordt het beeld van het licht gebruikt, “Uw Woord is een licht op mijn pad” Hoe je loopt, hoe hard je loopt maak je zelf uit, maar waarheen je gaat en waar je je licht over laat schijnen wordt door de Thora uitgemaakt. In het hart van de Thora staat de Liefde en daar gaat een groot deel van het gedeelte van vandaag dan ook over.
Het leren van de geboden zoals dat in de Nieuwe Bijbelvertaling heet is dus niet het uit het hoofd leren van een verzameling rechtsregels. Je kunt het eerder vergelijken met het leren van een ambacht, door het veel te doen krijg je het ambacht uiteindelijk in de vingers en kunnen er meesterstukken ontstaan. Het leren van een sport gaat op dezelfde manier. Door duizenden keren handelingen te herhalen worden ze uiteindelijk ingescherpt en kun je ze zonder er bij na te denken herhalen en toepassen en daardoor topprestaties leveren. Zo is het met de liefde ook. De mensen zien die langs de weg zijn komen te staan en een hand uitsteken naar die mensen. Door Amsterdam bijvoorbeeld zwerft een groep van rond de honderd vreemdelingen die klem zijn komen te zitten in de bureaucratie. Hier mogen ze niet blijven maar er is geen land op de wereld waar ze anders heen kunnen. Al een paar jaar is er een groep Amsterdammers die zich over deze zogenaamde vreemdelingen hebben ontfermd. De overheid spreekt graag over illegalen maar geen mens is illegaal, ieder mens is een kind van God en deze mensen zijn dus onze broeders en zusters met wie wij op deze wereld in liefde en vrede moeten samenleven. Die Amsterdammers vervullen dus de Thora, het boek waar de God van Israël belooft een beschermer te zijn van de zwaksten in de samenleving.
Want je schaamt je dood als je ziet hoe de samenleving die niks van de Thora van de God van Israël wil weten met je broers en zusters omgaat. Dat was altijd al zo want dat beschaamd staan vind je al terug in het gedeelte van de Psalm dat we vandaag lezen. Pas als je volmaakt volgens de Thora weet te leven, als je die prestatie weet te leveren hoef je je niet te schamen. In de loop van de geschiedenis zijn we er door schade en schande overigens wel achter gekomen dat het leven volgens de Thora niet een kleinigheid is. Daar heb je een gezindheid, een mentaliteit voor nodig die ons mensen eigenlijk vreemd is, die in gaat tegen alles wat je in je omgeving in mensen aantreft. De Bijbel spreekt er graag over dat je dan de Geest van God moet hebben en van mensen die doen wat de Thora vraagt wordt dan ook vaak in de Bijbel gezegd dat de Geest van de God van Israël vaardig werd over die persoon. Het zoveel jaar je inspannen voor het recht doen aan mensen van wie dagelijks wordt gezegd dat er geen uitzicht voor hen is lijkt dan ook een bovenmenselijke inspanning, boven menselijk en boven de mens gaat eigenlijk alleen God uit. We mogen Goddelijk bezig zijn, dat is dan geen goddelijk genot, maar Goddelijk recht, mensen recht doen als medemensen. Dat mag elke dag opnieuw ook vandaag weer.