Ezechiël 34:11-22
Wie zich eens wat verdiept in de onrechtvaardige handelsverhoudingen zal snel iets herkennen van het slot van het Bijbelgedeelte van vandaag. De vette schapen die de magere schapen verdringen en daardoor het leven eigenlijk onmogelijk maken. Je komt dan de Europeese boeren tegen. Die worden gedwongen tot een overproduktie door een eenzijdige subsidie op landbouwprodukten. Of die produkten nu nodig zijn binnen de Europeese Unie of niet doet er kennelijk niet toe. Evenmin overigens als het welzijn van de dieren, het aanzien van het landschap of de aanwezigheid van voeding voor dieren en planten. De overschotten worden gedumpt op de wereldmarkt, soms zelfs met exportsubsidie. De boeren in arme landen, waar geen productiesubsidie bestaat, kunnen tegen dit aanbod van goedkope produkten niet op. Ze gaan dus failliet. Maar die Europeese overschotten zijn nooit voldoende om iedereen in Afrika en Azië te eten te geven. Daarom ontstaan er voortdurend hongersnoden. Een uiterst oneerlijke zaak veroorzaakt door de manier waarop wij in Europa de zaak georganiseerd hebben. Het is een onderwerp dat bij Europeese verkiezingen nauwelijks een rol speelt. Ezechiël wijst er op dat God het op neemt voor de armen. In zijn dagen waren dat de Joodse ballingen die naar Babel gevoerd waren en verspreid waren over heel de aarde. Alleen zij die nauw met de vijanden van Israël wilden samenwerken kregen het goed. Ook trouwens de religieuze leiders die de mensen wijs maakten dat veel geven aan godsdienst voorspoed zou brengen. Uiteindelijk zou het volgens Ezechiël uitlopen op rechtspraak tussen de arme en de rijke schapen waarbij God zelf de rechter zou zijn. Als de liefde voor de armsten der aarde vandaag rechter zou zijn tussen de armsten en de rijken hier in Europa dan zouden die laatsten er niet goed vanaf komen. Dan zou het snel gedaan zijn met de productiesubsidie op landbouw en exportsubsidie op landbouwproducten. Dan zou zelfs de Europeese markt opengesteld worden voor landbouwproducten uit arme landen tegen een concurerende prijs voor de boeren daar. Dat we daarvoor invoerheffingen moeten opheffen bewijst de Fair Trade winkel. Op veel producten moet daar iets meer worden betaald om de producenten, de boeren in arme landen, een eerlijk inkomen te garanderen. Natuurlijk let Fair Trade ook op kennisoverdracht. Door de voorsprong die wij in Europa hadden en hebben op de arme landen is hier ook de studie over efficiënte landbouw en de investering op landbouwmechanisatie tot bloei gekomen. Ook dat ontbreekt in arme landen en ook daarin zullen we moeten delen. Dat rechtspreken tussen rijken en armen is dus niet zo ingewikkeld als we Ezechiël goed durven lezen. Misschien is het ook iets om bij Europeese verkiezingen te betrekken.