Dan zal ik met u meegaan.

1 Koningen 19:9b-21

Toen richtte de HEER zich tot hem met de woorden: ‘Elia, wat doe je hier?’ 10 Elia antwoordde: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de HEER, de God van de hemelse machten, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw profeten gedood. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’ 11 ‘Kom naar buiten,’ zei de HEER, ‘en treed hier op de berg voor Mij aan.’ En daar kwam de HEER voorbij. Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de HEER uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar in die windvlaag bevond de HEER zich niet. Na de windvlaag kwam er een aardbeving, maar in die aardbeving bevond de HEER zich niet. 12 Na de aardbeving was er vuur, maar in dat vuur bevond de HEER zich niet. Na het vuur klonk het gefluister van een zachte bries. 13 Toen Elia dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht. Hij kwam naar buiten en ging in de opening van de grot staan. Toen klonk een stem, die tegen hem zei: ‘Elia, wat doe je hier?’ 14 Elia antwoordde: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de HEER, de God van de hemelse machten, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw profeten gedood. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’ 15 De HEER zei tegen Elia: ‘Keer terug en ga naar de woestijn van Damascus. Daar aangekomen moet je Hazaël tot koning van Aram zalven. 16 Jehu, de zoon van Nimsi, moet je zalven tot koning van Israël, en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-Mechola, moet je tot je eigen opvolger zalven. 17 Wie ontkomt aan het zwaard van Hazaël, zal gedood worden door Jehu. En wie ontkomt aan het zwaard van Jehu, zal gedood worden door Elisa. 18 Maar Ik zal in Israël zevenduizend mensen overlaten die niet voor Baäl hebben geknield en hem niet hebben gekust.’ 19 Elia ging weg van de Horeb. Toen hij Elisa, de zoon van Safat, aantrof was deze aan het ploegen. Ze waren aan het werk met twaalf span ossen; Elisa liep achter het twaalfde span. Elia liep op hem af en gooide zijn mantel over hem heen. 20 Meteen liet Elisa zijn ossen in de steek en rende achter Elia aan. ‘Laat mij afscheid nemen van mijn vader en moeder,’ zei hij, ‘dan zal ik met u meegaan.’ ‘Doe wat je wilt,’ zei Elia. ‘Ik dwing je nergens toe.’ 21 Elisa ging terug, slachtte zijn ossen, braadde het vlees op het hout van hun juk en bood het zijn knechten aan. Daarna ging hij met Elia mee als zijn dienaar. (NBV21)

Waar is God? Wanneer ontmoet je God? Is God in het lawaai van de massa, of in het vuur van een machtige toespraak of een intense praise song? Als je dit verhaal van Elia op je laat inwerken dan kom je tot de ontdekking dat God alleen in de zorg voor een goede samenleving te vinden is. Want pas in een zachte bries hoort Elia in het gefluister dat wat goed is voor Israël. Er moeten nieuwe koningen worden gezalfd, een voor de noordelijke buur en een voor de zuidelijke buur. Dat die noordelijke buur niet bij Israël hoort, dus geen aanbidder van de God van Israël is, doet niet ter zake. Ook door de politiek van vreemde heersers kan het plan van God met de wereld tot stand komen. De aanbidders van die vruchtbaarheidsgoden moeten de wereld uit. Al dat succesgedoe, al dat roepen om meer, om beter en om mooier moet tot zwijgen worden gebracht. Het gaat er om te delen van wat je hebt met de anderen.

Neem nu die Elisa, de opvolger van Elia. Dat is ook zo iemand. Hij wordt geroepen om met Elia mee te gaan en slacht zijn ossen, braadt ze op het hout van zijn ploeg en verdeeld het onder zijn knechten. Dan gaat hij niet mee als de rijke boer die de profeet zou kunnen sponsoren, maar als dienaar van de profeet. In dit verhaal zit God dus in de zorg voor de wereld, de zorg ook voor de minsten in de wereld. Want van dat streven naar winst en profijt, naar altijd maar meer en beter, worden de armsten het eerst het slachtoffer. Het zijn nu al de armsten in ons eigen land die de gevolgen ondervinden. De rijen voor de voedselbanken groeien, de aantallen daklozen nemen dag aan dag toe en mensen moeten kiezen tussen warm eten of warm zitten. En op de dag dat in Amerika gediscussieerd wordt of de echtgenote van een van de grootste oplichters in de geschiedenis 1 of 2 miljoen dollar mag houden sterven in datzelfde land opnieuw kinderen van de honger.

De regering mag dan wel een mooie begroting hebben gepresenteerd waarin het verlies aan koopkracht door de stijgende prijzen een klein beetje wordt goedgemaakt, het voorkomen van het maken van schulden is nog nauwelijks bestudeerd. De reclame voor meer consumeren blijft en of er dan schulden worden gemaakt is een eigen verantwoordelijkheid. Het zal er nog van komen dat kerken die nu actief zijn voor de voedselbanken en de schuldhulpmaatjes cursussen gaan organiseren over het verstandig en verantwoordelijk omgaan met je geld. En een overheid als dienaar, het ideaal beeld van een Elisa, is voor deze overheid zeker niet weggelegd. Geen woord in de troonrede over de slachtoffers van de toeslagenaffaire, geen woord over het aardbevingsbestendig maken van woningen in Noord Groningen. Er moeten nog veel ossen geslacht worden. Vandaag kunnen we er mee beginnen.

Plaats een reactie