Jeremia 42:13-22
13 Maar als jullie zeggen: “Wij blijven niet in dit land,” als jullie de HEER, jullie God, niet gehoorzamen, 14 maar zeggen: “Wij gaan toch naar Egypte, waar wij geen oorlog zullen meemaken, geen hoornsignalen zullen horen, geen honger zullen lijden; daar gaan wij wonen,” 15 luister dan naar de woorden van de HEER, overlevenden van Juda! Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Als jullie volharden in je voornemen naar Egypte uit te wijken, 16 dan zal het zwaard dat jullie vrezen je in Egypte achterhalen, zal de honger waar jullie zo bang voor zijn je tot in Egypte volgen en zullen jullie daar sterven. 17 Iedereen die bij zijn voornemen blijft om naar Egypte uit te wijken, zal sterven door het zwaard, de honger en de pest. Niemand zal het onheil waarmee Ik hen tref overleven of het kunnen ontvluchten. 18 Want dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Zoals Ik mijn grote woede heb uitgestort over de inwoners van Jeruzalem, zo zal Ik mijn woede over jullie uitstorten zodra jullie in Egypte aankomen. Jullie naam zal als een vloek worden gebruikt, jullie zullen worden bespot en afschuw wekken, en jullie zullen dit land niet terugzien.’ 19 En Jeremia vervolgde: ‘De HEER heeft tot u gesproken, overlevenden van Juda. Ga niet naar Egypte! Besef goed dat ik u nu waarschuw. 20 U vergist u, en zet daarmee uw leven op het spel. Want u hebt mij eerst gevraagd: “Bid voor ons tot de HEER, onze God. Vertel ons alles wat Hij zegt, en wij zullen het doen.” 21 Maar nu ik u dat verteld heb, luistert u niet naar de woorden waarmee de HEER, uw God, mij naar u gezonden heeft. 22 Besef daarom goed dat u in het land waarheen u wilt uitwijken, zult sterven door het zwaard, de honger en de pest.’ (NBV21)
Angst is een slechte raadgever. Zeker als angst het startpunt is van een schijnbaar rationele en objectieve redenering die tot een conclusie voert dat bij uitvoering de angst verdwijnt. De Judeeërs die raad hebben gezocht bij Jeremia krijgen hier last van. Ze hadden beloofd zich te houden aan dat wat Jeremia als het Woord van God zou antwoorden. Dat antwoord was duidelijk. Blijf in Juda dan zul je een goed leven hebben in voorspoed en vrede. Maar zulke beloften zijn zo gemakkelijk gedaan. Juda was een land vol conflicten. De gouverneur was vermoord en de soldaten die de moord hadden gewroken waren nu toch echt op de vlucht. Moesten ze onder die omstandigheden toch blijven?
Ze hebben de keus tussen Egypte en Juda, tussen vluchten en afwachten. Dan wordt de redenering opgezet. In Egypte heerst vrede, in Egypte zullen wij niet opgeroepen worden voor het leger, in Egypte is eten genoeg, in Egypte is ruimte genoeg. De beslissing ligt dus voor de hand, we moeten naar Egypte. Maar is de redenering wel juist. God verzet zich er tegen. Het volk had het land Kanaän gekregen om God te eren. Ieder had daar een akker en de vermoorde gouverneur had de allerarmsten hun akker weer teruggegeven. Ze hadden wraak genomen voor de moord op de gouverneur, waren zij dan niet de vrienden van Babel en dus de vijanden van Egypte?
In Egypte zouden ze hetzelfde kunnen oplopen als ze vreesden voor hun verblijf in Juda. Angst is een slechte raadgever. Je moet altijd alle mogelijkheden afwegen en zien wat voortkomt uit liefde. Dat wat gegeven is door liefde komt van God. En het valt niet te ontkennen dat het teruggeven van de akkers aan de allerarmsten een daad van liefde voor de armsten was. Bij uitstek dat was God voor de wereld wil. De soldaten hadden zich al aan die armsten verbonden. In Egypte kan het daarom alleen slechter worden. Daar is liefde geen leefregel. Daar kun je de pest krijgen en ben je onderworpen aan een regiem die je kan doden. Ook wij mogen wel vaker zoeken naar de liefde als raadgever voor onze beslissingen. Als er liefde zou zijn geweest hadden we geen toeslagenmisdrijven gehad. Angst voor fraude was de richtlijn, niet de liefde voor de allerarmsten.