Jeremia 34:1-7
1 De HEER richtte de volgende woorden tot Jeremia, toen koning Nebukadnessar van Babylonië met heel zijn leger en de troepen van alle koninkrijken en volken die hij onderworpen had, de aanval had ingezet op Jeruzalem en de omliggende steden: 2 ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ga naar koning Sedekia van Juda en zeg tegen hem: Dit zegt de HEER: Ik geef deze stad in handen van de koning van Babylonië, die haar in vlammen zal doen opgaan. 3 Ook jij zult niet aan hem ontkomen, maar gevangengenomen worden en aan hem worden uitgeleverd. Je zult oog in oog met hem komen te staan en persoonlijk met hem spreken. Daarna word je naar Babel gevoerd. 4 Maar, koning Sedekia van Juda, luister naar de woorden van de HEER. Dit zegt de HEER tegen jou: Je zult geen gewelddadige dood sterven, 5 maar in vrede heengaan. Zoals er voor je voorouders, de koningen die voor je hebben geregeerd, rouwvuren werden ontstoken, zo zullen die ook voor jou worden ontstoken. En je onderdanen zullen met “Ach heer!” een klaaglied over je aanheffen. Dit is mijn belofte – spreekt de HEER.’ 6 De profeet Jeremia bracht deze woorden in Jeruzalem over aan koning Sedekia van Juda, 7 toen het leger van de koning van Babylonië de aanval had ingezet op Jeruzalem en op Lachis en Azeka, de enige vestingsteden van Juda die nog standhielden. (NBV21)
Zo op het eerste gezicht een zielig verhaal. Een machtige vijand komt met een groot en sterk leger op de hoofdstad van Juda af. Er zijn nog twee vestingsteden die zich, ondanks de overmacht, samen met de hoofdstad verzetten tegen deze brutale overval. En dan is er een profeet die namens de God van Israël de koning een boodschap moet brengen. En die boodschap lijkt te zijn dat alles verloren is en dat de Koning zich daar maar bij moet neerleggen. Een zielig koninkrijkje gaat ten onder. Als we zo dit gedeelte van het boek Jeremia lezen dan hebben we de Bijbel toch niet helemaal goed begrepen. Want wat is ook alweer de boodschap van de God van Israël? Die stond toch in de eerste plaats in de Wet die het volk Israël kreeg in de Woestijn, die God zelf op stenen platen had gegrift. Die Mozes uiteindelijk voor het volk had uitgeroepen. En daar stond onder meer in “Gij zult niet doden”.
We vergeten het zo gemakkelijk. Kijk de geschiedenis er maar op na. Kijk maar eens rond in de wereld. We hebben het in onze taal ingebakken: Eervol gingen de strijders ten onder. Het beroemde verhaal van de Engelse lichte cavalerie brigade die over de vlakte met getrokken sabel te paard de met mitrailleurs bewapende vijand bestormde en volledig sneuvelde in de zogenaamde strijd die er plaats vond, wordt bezongen, verteld en is verfilmd. We smullen er van. Toch is het gebod van “Gij zult niet doden” niet alleen gegeven aan Koning Sedekia en zijn legers, maar ook aan ons. Ook wij hebben een leger, al 200 jaar een landmacht, al 275 jaar een zeemacht. Ook voor ons en onze krijgsmachten geldt het gebod “Gij zult niet doden” en voor onze regering en parlement gelden die geboden ook. Elk besluit om wapens aan te schaffen, om soldaten uit te sturen naar oorlogen en gebieden met geweld staat onder het gebod van “Gij zult niet doden”
De profeet Jeremia heeft dus niet een boodschap van zieligheid, maar een boodschap van hoop. De houding van de Koning hoeft niet gericht te zijn op de dood, zijn eigen dood, de dood van zijn soldaten, de dood van zijn burgers die mee in een zinloze strijd zouden vallen. De boodschap van Jeremia is gericht op het leven. Sedekia zal blijven leven en met hem zijn soldaten en zijn volk. Zij zullen met eer worden behandeld want ze zijn zo verstandig geweest de overmacht van de vijand in te zien en te erkennen. Natuurlijk is het verlies van zelfstandigheid verdrietig. Daar hoort een klaaglied bij, maar uiteindelijk loopt deze oorlog uit op leven. Voor Christenen doet het denken aan de houding van Jezus van Nazareth, die zich met een groot aantal gewapende volgers had verzameld in de Hof van Getsemane. Hij riep toen hij gevangen dreigde te worden ook dat de zwaarden opgeborgen moesten worden. Ook hij koos op dat moment voor het leven. Hij was de enige die gekruisigd werd, maar daardoor bleef hij leven, daardoor konden zijn volgelingen er op uit gaan om zijn boodschap van leven, samen leven, samen delen, te verkondigen, tot aan de uiteinden der aarde. Daardoor mogen we die boodschap ook aan iedereen brengen, elke dag opnieuw, de boodschap van de bevrijding van dood, ook wij zullen niet doden.