Johannes 17:1-12
1 Nadat Jezus dit gezegd had, sloeg Hij zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van uw Zoon, dan zal de Zoon uw grootheid tonen. 2 Hij heeft van U macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die U aan Hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken. 3 Het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God, en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus. 4 Ik heb op aarde uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat U Mij opgedragen hebt. 5 Vader, verhef Mij nu tot uw majesteit, tot de grootheid die Ik bij U had voordat de wereld bestond. 6 Ik heb uw naam bekendgemaakt aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U, maar U hebt hen aan Mij gegeven. Ze hebben uw woord bewaard, 7 en nu begrijpen ze dat alles wat U Mij hebt gegeven, van U komt. 8 Ik heb de woorden die Ik van U ontvangen heb aan hen doorgegeven, zij hebben ze aanvaard en nu weten ze echt dat Ik van U gekomen ben, en ze geloven dat U Mij hebt gezonden. 9 Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor de mensen die U Mij hebt gegeven, omdat zij van U zijn 10 – alles wat van Mij is, is van U, en alles wat van U is, is van Mij – en omdat in hen mijn grootheid zichtbaar geworden is. 11 Ik ben al niet meer in de wereld, Ik ga naar U toe, maar zij blijven wel in de wereld. Heilige Vader, bewaar hen door uw naam, de naam die U ook aan Mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals Wij één zijn. 12 Zolang Ik bij hen was heb Ik hen door uw naam, die U Mij gegeven hebt, bewaard en over hen gewaakt: geen van hen is verloren gegaan, behalve degene die al verloren was, omdat de Schrift in vervulling moest gaan. (NBV21)
Door de eeuwen heen hebben volgelingen van Jezus van Nazareth gezocht naar woorden om uit te drukken waar ze eigenlijk in geloofden. Een poging om dat onder woorden te brengen lezen we hier in het Evangelie naar Johannes. In het gedeelte hiervoor heeft Johannes zes maal de “ik ben” woorden uitgesproken. Daar kunnen de volgelingen op vertrouwen. Nu gaat het over het “jullie zijn” Jezus stelt zijn volgelingen voor aan zijn Vader. Die volgelingen hebben geluisterd en gesnapt waar het allemaal om gaat: de liefde voor elkaar, voor God en voor de naaste die liefde nodig heeft. Maar aan de woorden van Jezus hebben die volgelingen kennelijk niet genoeg voor de toekomst. Tot nu toe konden ze met vragen en twijfels bij Jezus terecht maar daar zal een einde aan komen.
Van de twijfel over zichtzelf zoals die in het vervolg met name in de olijfhof zal blijken is in dit gedeelte geen sprake. Jezus wacht de godverlatenheid aan het kruis, maar hij levert zijn volgelingen uit aan de God van Israël. De naam van die God wordt nooit uitgesproken. Alleen in het verhaal van Mozes bij de brandende braambos krijgt Mozes een naam te horen. Op de vraag welke God hij mag noemen als de Hebreeën daar naar vragen is het antwoord: “Ik zal er zijn” Dat is een fantastische naam, een God die altijd bij je is. Een God die er voor jou is. Nu is het kennen van een naam ook een middel om macht uit te oefenen over iemand. En macht over God uitoefenen is ten ene male onmogelijk. Daarom spreekt niemand de Naam van God uit maar beperkt dat tot de verhouding tussen God en de gelovige en spreken we van Heer, de baas van alles, aan wie alles toebehoort, de enige Heer op aarde, wat anderen van zichzelf ook vinden.
Gelovigen in die God zouden een eenheid moeten vormen. In het gedeelte van vandaag vraag Jezus om een Messiaanse eenheid. Hij heeft voorgedaan wat liefde voor de minste kan betekenen. In die liefde wordt iedereen serieus genomen, Joden maar ook Heidenen, mannen maar ook een heleboel vrouwen. Ouderen en jongeren, slaven en vrijen. Er bestaan alleen gelovigen en ongelovigen. Die laatste staan niet tegen over elkaar maar de een is aanspreekbaar op de onvoorwaardelijke liefde die van God komt en de ander wordt er niet op aangesproken maar toont die liefde soms uit zichzelf. Als je zo naar de wereldorde kijkt dan verandert de wereldorde totaal. Niet langer zijn kracht, rijkdom en aanzien van belang, als de kleren van de keizer in het sprookje verdwijnen ze. Liefde voor de naaste, liefde voor de minste wordt belangrijk. Kijk naar waar God het meest nodig is. Bij de onderdrukten, de uitgebuitenen, de slachtoffers van oorlog, de hongerigen en de gevangenen, daar is God en daar horen de gelovigen in zijn Zoon ook bij te zijn. Elke dag opnieuw.