Lucas 6:12-26
12 Op een van die dagen trok Jezus zich terug op de berg om tot God te bidden, en Hij bracht de hele nacht door in gebed. 13 Toen de dag aanbrak, riep Hij zijn leerlingen bij zich en koos twaalf van hen uit, die Hij apostelen noemde: 14 Simon, aan wie Hij de naam Petrus gaf, diens broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs, 15 Matteüs en Tomas, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon, bijgenaamd de Zeloot, 16 Judas, de zoon van Jakobus, en Judas Iskariot, die een verrader werd. 17 Toen Hij met hen de berg was afgedaald, bleef Hij staan op een plaats waar het vlak was. Daar had een groot aantal van zijn leerlingen zich verzameld, evenals een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem en uit de kuststreek van Tyrus en Sidon. 18 Ze waren gekomen om naar Hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen; ook degenen die gekweld werden door onreine geesten werden genezen. 19 De hele menigte probeerde Hem aan te raken omdat er kracht van Hem uitging en Hij iedereen genas. 20 Hij richtte zijn blik op zijn leerlingen en zei: ‘Gelukkig jullie die arm zijn, want voor jullie is het koninkrijk van God. 21 Gelukkig jullie die nu honger hebben, want je zult verzadigd worden. Gelukkig wie nu huilt, want je zult lachen. 22 Gelukkig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten en buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen. 23 Wees verheugd als die dag komt en spring op van blijdschap, want jullie zullen rijkelijk beloond worden in de hemel. Vergeet niet dat hun voorouders de profeten op dezelfde wijze hebben behandeld. 24 Maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad. 25 Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult honger lijden. Wee jullie die nu lachen, want je zult treuren en huilen. 26 Wee jullie wanneer alle mensen lovend over je spreken, want hun voorouders hebben de valse profeten op dezelfde wijze behandeld. (NBV21)
De keus van de twaalf zoals die door de schrijver van het Lucas evangelie wordt geschetst roept weer nieuwe vragen op. We hebben het al eens over de beschrijving in het Evangelie van Marcus gehad en ook Mattheus heeft er zo zijn eigen verhaal over. Alle drie de evangelisten willen wellicht iets anders vertellen. Lucas heeft het heel nadrukkelijk over afgezanten, zendelingen, die werden gekozen uit meerdere volgelingen. Na de dood van Jezus moesten immers een aantal mensen in de nieuwe massabeweging gezag krijgen. Gezag ontleend aan een opdracht van Jezus zelf had natuurlijk de hoogste waarde. Die afgezanten staan bij Lucas echter niet boven de menigte maar er tussen. Heel nadrukkelijk wordt verteld dat Jezus de berg afkwam. Jezus bad nooit in het openbaar, maar trok zich altijd terug om te bidden. Dat gaat nu eenmaal beter in de stilte dan in de drukte vooraan in de kerk, op de TV of de hoek van de straat.
Gezanten die mooi bidden zodat iedereen het kan horen, ja die zelfs oproepen om met hen mee te bidden tot God, zijn dan ook geen afgezanten van Jezus van Nazareth. Het beeld van het genezen van mensen in een grote menigte en van een grote menigte van mensen is iets wat typisch voor het Evangelie van Lucas is. Die mensen verzamelden zich rond Jezus, zijn afgezanten, zijn leerlingen en iedereen die met die beweging mee wilde doen. Die nadruk op de Liefde maakte dat er kracht van Jezus uit ging. Nooit hoefde je je buitengesloten te voelen. Nooit had je het gevoel niet mee te kunnen komen, niet gezien of niet gehoord te worden. Nee lammen gingen lopen, blinden konden zien en doven konden horen werd er gezegd. Mee doen in een beweging die zich bekommerd om medemensen kunnen we nog steeds, zeker als je arm bent, dan heb je immers niets te verliezen.
Gewoon vandaag je medemensen gaan helpen. Ogen open, oren open en in beweging komen. Daar gaat altijd kracht van uit. Voor mensen die regelmatig collecteren voor een goed doel is het een bekend verschijnsel, je haalt meer op in een wijk met arme bewoners dan in een wijk met rijke medemensen. Arme mensen hebben nu eenmaal niets anders te verliezen dan de liefde voor elkaar en die liefde hebben ze hard nodig om te kunnen overleven. De armen weten hoe het is om door de woestijn te trekken, je hebt elkaar en de liefde voor elkaar, meer dan hard nodig. Jezus van Nazareth wist dat en spreekt hen in dit gedeelte moed in.
“Gelukkig zijn jullie” vertaalt ook de NBV21. “Zalig” heette dat in oudere vertalingen en trouwens ook nog in de Naardense Bijbel. “Makarios” staat er in de oorspronkelijk Griekse tekst en ouderen onder ons denken gelijk aan een Cypriotische Bisschop die zijn volk vrij maakte van Griekse en Turkse overheersing en naar onafhankelijkheid voerde. Tegenwoordig moeten we de mensen van zijn eiland helpen, ze dreigen anders zo arm te worden dat wij er last van krijgen. En in een tijd van toenemende verwijdering tussen volken zou het kunnen helpen van Grieken en Turken op Cyprus weer één volk te maken. Elke dag kunnen we weer opnieuw beginnen er te zijn voor de zwaksten, ook vandaag.